Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Het Federaal Planbureau onderzoekt de weerslag van de toepassing in België van de wet "de Robien"  (28/03/1997)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Tijdens de jongste twintig jaar was de in België waargenomen arbeidstijdverkorting grotendeels te danken aan de ontwikkeling van de deeltijdse arbeid. De Staat is tussengekomen om de deeltijdse arbeid te promoten, in een eerste fase door het loon van de betrokken werknemers te subsidiëren via bijkomende werkloosheidstoelagen, en in een tweede fase (sedert 1992-93) door de werkgeversbijdragen aan de Sociale Zekerheid te verminderen. Het eerste systeem werd sterk teruggeschroefd vooral omwille van de hoge kosten, die voornamelijk door de overheid gedragen werden. Het tweede systeem komt de ondernemingen ten goede door een vermindering van hun kosten: de ontwikkeling van de deeltijdse arbeid kan in dit geval gelijkgesteld worden met een arbeidstijdverkorting met looninlevering.

Een collectieve arbeidsduurvermindering - per produktie-eenheid- komt niet vanzelf tot stand via het spel van het gedecentraliseerde sociaal overleg - omdat het voordeel voor de gemeenschap van een lager aantal werklozen en bruggepensioneerden hier niet in opgenomen is - en vereist de tussenkomst van de overheid om een kader van stimulerende steunmaatregelen te kunnen scheppen, waardoor de kosten billijker over de verschillende agenten verdeeld kunnen worden.

De wet "Robien", die op 11 juni 1996 door het Franse parlement werd goedgekeurd, past in die logica. Die wet maakt het, in haar offensief luik, voor de geïnteresseerde bedrijven, mogelijk een overeenkomst met de Staat te ondertekenen, waarin de onderneming zich ertoe verbindt de collectieve arbeidsduur te verminderen en bijkomende aanwervingen te doen, als wederdienst voor een vermindering van de werkgeversbijdragen aan de Sociale Zekerheid. Die in de tijd beperkte[1] overeenkomst is ondergeschikt aan een voorheen tussen de sociale partners afgesproken akkoord. De wet heeft ook een defensief luik, dat de toepassing van een gelijkaardige overeenkomst toelaat, waardoor geplande economische ontslagen kunnen worden vermeden. In dat geval geniet de onderneming, in ruil voor het behoud van het aantal werknemers en de vermindering van de collectieve arbeidsduur, net als in het offensieve luik, van lagere sociale zekerheidsbijdragen.

De Heer Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken heeft het Federaal Planbureau opgedragen de macro-economische en budgettaire weerslag van de toepassing van de in Frankrijk door de wet "Robien" ingevoerde maatregelen op de Belgische economie te onderzoeken. De tekst van de studie zal wordern gepubliceerd en op 17 april aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven worden voorgesteld. Hij is nu reeds beschikbaar op de internet site van het Federaal Planbureau (Working Paper - La loi de Robien).

De gesimuleerde toepassingsmogelijkheden kunnen als volgt worden samengevat. Voor wat het offensieve luik betreft, vermindert elke onderneming, die de maatregel toepast, de collectieve arbeidsduur met 10 percent en vermeerdert zij het aantal werknemers met eenzelfde percentage, waarbij verondersteld wordt dat dit voor zeven jaar behouden blijft. Als compensatie geniet zij het eerste jaar van een vermindering met 12 percent-punten van de werkgeversbijdragen aan de Sociale Zekerheid en met 9 percent-punten de volgende zes jaar. Bovendien is er geen volledige looncompensatie (m.a.w. is de verhoging van het uurloon niet voldoende om de arbeidstijdverkorting volledig te compenseren): de werknemers aanvaarden een vermindering van hun bruto jaarloon met 1 percent het eerste jaar en met nog eens 1 percent het tweede jaar ten opzichte van een referentie-toestand[2]. Tenslotte zou de werktijdverkorting een toename van de uurproductiviteit met 1% mogelijk moeten maken (minder werkonderbrekingen, hoger ritme, minder afwezigheden). Onder die voorwaarden wordt de werktijdverkorting, naast het gedeelte dat door de gemeenschap gedragen wordt, deels door de werknemers en deels door de werkgevers gefinancierd.

Voor wat het defensief luik betreft, vermindert elke onderneming, die hierop een beroep doet om het ontslag van 10 percent van haar werknemers te vermijden, de collectieve arbeidsduur met 10 percent, waarbij de maatregel zeven jaar behouden blijft. De vermindering van de werkgeversbijdragen is even groot als die in het offensieve luik, maar de looncompensatie is kleiner: t.o.v. een referentie-toestand aanvaarden de werknemers, het eerste jaar, een daling van het bruto loon per hoofd met 2 tot 3 %, al naargelang van de sector, en met nog eens 2 percent het jaar daarop. Ondanks de veronderstelde afwezigheid van een productiviteitswinst per uur, maken die maatregelen een lichte daling van de loonkost per eenheid-produkt mogelijk.

Daar er grote onzekerheid bestaat omtrent het aantal ondernemingen (en dus het volume aan arbeid) dat effectief een beroep op die maatregelen zou doen, hebben wij ter zake tamelijk arbitraire hypothesen moeten gebruiken. De resultaten van de macro-economische simulaties werden verkregen voor een maatregel die werd toegepast op ongeveer 19 percent van de werknemers voor het offensieve luik en op 23 percent voor het defensieve luik.

In die omstandigheden zou de toepassing van het offensieve luik na 7 jaar 37.000 nieuwe arbeidsplaatsen opleveren, het BBP zou zeer lichtjes achteruitgaan (-0,1%), de inflatie zou iets sterker zijn (+0,2%) en het begrotingstekort zou met 0,03% van het BBP toenemen. Voor het defensieve luik zou het aantal bijkomende arbeidsplaatsen oplopen tot 56.000, het BBP zou met minder dan 0,1% achteruitgaan, de inflatie zou slechts lichtjes toenemen (+0,1%) en het begrotingstekort zou met 0,1% van het BBP toenemen.

Het Franse experiment is nog te recent om er reeds besluiten uit te kunnen trekken. Volgens de allereerste inlichtingen zou de netto weerslag op de werkgelegenheid na zes maand toepassing duidelijk lager liggen dan wat in de hypothesen hiervoor werd verondersteld.

Daar het onzeker is welke omvang de maatregel zou kunnen aannemen, is het eveneens interessant de resultaten van de simulaties te herleiden tot één bijkomende arbeidsplaats ontstaan als gevolg van de maatregelen. De in die vorm voorgestelde besluiten bieden het voordeel dat ze niet aan de hiervoor vermelde nogal arbitraire hypothesen onderworpen zijn. Volgens onze ramingen zou de begrotingskost per gecreëerde arbeidsplaats, zowel voor het zogenaamde "offensieve" als voor het "defensieve" luik van de wet "Robien", ex ante oplopen tot iets minder dan 1 miljoen frank na zeven jaar. Ex post, gelet op de teweeggebrachte effecten, zou de begrotingskost per bijkomende arbeidsplaats nog slechts 90.000 frank voor het offensieve luik en 130.000 frank voor het defensieve luik bedragen.

Vanzelfsprekend is het interessant deze cijfers te vergelijken met de cijfers verkregen in vroegere studies van het Federaal Planbureau omtrent de macro-economische en budgettaire gevolgen van -eveneens niet-gecompenseerde- acties op het vlak van de verlaging van de werkgeversbijdragen. Bij lineaire vermindering[3] wordt de begrotingskost per gecreëerde arbeidsplaats ex ante op 3,3 miljoen geraamd en ex post op 2,1 miljoen na vijf jaar. Bij de op de "lage lonen"[4] gerichte vermindering van de werkgeversbijdragen bedraagt de begrotingskost ex ante 1,4 miljoen en ex post nog slechts 440.000 frank. Wij wijzen er echter op dat die beleidslijnen op de werkgelegenheid als effect hebben het arbeidsvolume (uitgedrukt in uren) te doen toenemen via gewijzigde technologische keuzen en een toegenomen produktie, dit in tegenstelling tot de maatregelen van de wet Robien, waarbij de nieuwe arbeidsplaatsen in essentie voortvloeien uit het verdelingseffect van het bestaande arbeidsvolume.

Die resultaten leiden ons tot het besluit dat de wet Robien tot één van de minst dure beleidslijnen inzake werkgelegenheid behoort en tevens een interessant instrument is ter stimulering van de arbeidsduurvermindering. Moet nog worden nagegaan of die maatregelen in de plaats van de bestaande instrumenten inzake arbeidstijdverkorting zouden moeten komen, en zoniet, dan zouden de regels inzake harmonisatie met de bestaande instrumenten nog moeten worden vastgelegd. Uit onze studie blijkt echter dat de wet "Robien" eerder als een complement van dan als een alternatief voor een beleid ter bevordering van de economische groei beschouwd moet worden.

[1] De vermindering van de werkgeversbijdragen wordt toegestaan voor zeven jaar, op voorwaarde dat de collectieve arbeidsduur gedurende de gehele periode behouden blijft en het nieuw aantal werknemers tijdens de eerste twee jaar niet verminderd wordt.)

[2] Indien in de referentie-toestand het werkelijke loon met 1 percent per jaar stijgt, komt het er in de praktijk op neer dat de werknemers, in ruil voor de werktijdverkorting, gedurende twee jaar aan die loonsverhogingen verzaken.

[3] Cfr. BOSSIER (F.), BRECHET (Th.), ENGLERT (M.), MASURE (L.), SAINTRAIN (M.), STREEL (C.), VANHOREBEEK (F.), Simulaties betreffende een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid en vormen van alternatieve financiering. (Federaal Planbureau, 1995 Planning Paper nr. 75).

[4] De Franse wet voorziet bijvoorbeeld preciese regels inzake de cumulering/niet-cumulering met bestaande maatregelen ter bevordering van het deeltijds werken.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots