Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Een scenario van gematigd economisch herstel voor België tegen de achtergrond van de Europese crisis (14/05/2012)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

De "Economische Vooruitzichten 2012-2017" voor België situeren zich in een context van begrotingssanering en zwakke economische groei in Europa.

  • Na een lichte terugval van het bbp in 2012, zou de economie van de eurozone geleidelijk aan opnieuw een positief groeipad volgen. Die groei zou niettemin bescheiden zijn en tussen de landen onderling sterk verschillen, gezien de gelijktijdige schuldafbouw van de financiële sector en van de overheid. Het voornaamste risico voor deze vooruitzichten wordt gevormd door de soevereine schuldencrisis en de evolutie van de financiële sector in de eurozone.
  • Ondanks die ongunstige context zou de Belgische economie een recessie vermijden in 2012 (+0,1 %)1 en vervolgens een bbp-groei van 1,4 % optekenen in 2013. Vanaf 2014 zou de Belgische groei verder aantrekken, maar niet meer beduidend boven 2 % uitkomen. We herinneren eraan dat deze projectie gerealiseerd werd bij ongewijzigd beleid en dus geen rekening houdt met de mogelijke impact van nog te nemen maatregelen om de  begrotingsdoelstellingen tegen 2015 te behalen.
  • De zwakke groei in 2012-2013 uit zich in een zeer beperkte jobcreatie (+22 000 over de twee jaren). Over de periode 2014-2017 zou de werkgelegenheid echter toenemen met 188 000 eenheden. De werkgelegenheidsgraad, zoals bepaald in de EU2020-strategie, zou 68,5 % bedragen in 2017, wat in dat jaar een verschil van 315 000 personen betekent t.o.v. de doelstelling van 73,2 % die tegen 2020 wordt beoogd.
  • De gelijktijdige stijging van de beroepsbevolking impliceert een toename van het aantal werklozen met 31 000 tijdens de periode 2012-2017. Die verslechtering doet zich evenwel volledig voor in de jaren 2012-2014. Vanaf 2015 zou het aantal werklozen afnemen. In 2017 zou de geharmoniseerde Eurostat-werkloosheidsgraad (7,3 %) nagenoeg zijn niveau van 2011 bereiken.
  • De inflatie zou 2,9 % bereiken in 2012 maar, zonder nieuwe schokken op de prijzen van de energieproducten, opnieuw onder de grens van 2 % duiken vanaf 2013.
  • De nominale uurloonkosten in de marktsector zouden met 3,6 % toenemen in 2012. Vanaf 2013 zou de groei van de uurloonkosten beperkt blijven tot gemiddeld 2,7 % per jaar.
  • Het overheidstekort zou 2,6 % van het bbp bedragen in 2012, rekening houdend met de verwachte opbrengst van de besliste besparingsmaatregelen. In 2012 zou België zijn engagement ten aanzien van de Europese autoriteiten om het overheidstekort te verminderen dus naleven.
  • Zonder nieuwe maatregelen zou het overheidstekort dalen van 2,8 % van het bbp in 2013 tot 2,5 % tegen 2017. België heeft zich er echter toe verbonden zijn tekort te beperken tot 2,15 % van het bbp in 2013 en het begrotingsevenwicht te herstellen in 2015. Er zou dus nood zijn aan bijkomende maatregelen voor 11 miljard euro, waarvan bijna 3 miljard euro vanaf 2013.
  • De begrotingssanering vormt een uitdaging voor alle beleidsniveaus. De hervormingen op het vlak van pensioenen, brugpensioen en werkloosheid betekenen aanzienlijke besparingen in de sociale zekerheid, maar zullen niet beletten dat de uitgaven van de sociale zekerheid structureel sneller stijgen dan het bbp, dat de grondslag vormt van de fiscale en parafiscale heffingen.

Een minder gunstige internationale omgeving dan voorheen

De groei van de wereldeconomie zou dit jaar slechts 3,3 % bedragen, tegenover 3,8 % in 2011 en 5,0 % in 2010. Vooral de eurozone zou een zwakke groeiprestatie neerzetten als gevolg van de soevereine schuldencrisis en de impact van de budgettaire consolidatiemaatregelen. Daardoor zou een lichte recessie niet vermeden kunnen worden (-0,3 %). Er bestaan echter grote verschillen tussen de prestaties van de lidstaten: terwijl Duitsland en Frankrijk nog een licht positieve groei zouden boeken, kampen de landen die het hardst door de schuldencrisis getroffen worden met een diepe recessie. De eurozone zou geleidelijk de recessie achter zich laten en in 2013 zou, voor zover de Europese autoriteiten erin slagen de crisis te beteugelen en het vertrouwen duurzaam te herstellen, een groei rond 1 % opgetekend worden voor de eurozone en de EU.

Het macro-economisch scenario voor de periode 2014-2017 gaat uit van een jaarlijkse bbp-groei voor de eurozone van 1,6 %. De groei zou echter minder sterk zijn dan vóór het uitbreken van de crisis, wat verklaard wordt door de gelijktijdige schuldafbouw van de financiële sector en van de overheid, alsook door minder gunstige demografische evoluties. De Amerikaanse groei zou minder te lijden hebben onder die factoren en gemiddeld meer dan 3 % bedragen.

Het voornaamste risico voor de groeivooruitzichten wordt gevormd door de soevereine schuldencrisis en de evolutie van de financiële sector in de eurozone. Als de soevereine schuldencrisis nog verergert, zou dat kunnen leiden tot een strenge kredietrantsoenering, gevolgd door een nieuwe en zware recessie die mogelijk ook de sterkste eurolanden treft. Een ander belangrijk risico heeft betrekking op de escalatie van geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten, die de olieprijzen tot ongeziene niveaus kan opvoeren en zodoende
het herstel van de wereldeconomie in het gedrang brengt.

De Belgische economische groei ondervindt hiervan de weerslag

Gelet op de zeer geleidelijke opleving van de Europese conjunctuur en de besparingsmaatregelen van de federale regering, zou de Belgische economie met ongeveer 0,1 % groeien in 2012. De meeste bestedingscomponenten zouden een bijna-nulgroei laten optekenen. In het zog van de verbetering van de Europese conjunctuur zou de Belgisch bbp-groei aantrekken tot 1,4 % in 2013, onder invloed van de uitvoer (2,4 %) en in mindere mate door de binnenlandse vraag (1,0 %).

Door een gunstiger internationale context zou de uitvoergroei over de periode 2014-2017 gemiddeld 3,7 % bedragen, wat betekent dat het verlies aan marktaandelen aanhoudt (1,3 procentpunt per jaar). Het structureel verlies aan uitvoermarktaandelen zou voornamelijk zijn oorsprong vinden in de opkomst van nieuwe uitvoerlanden, maar ook in een ongunstige “product mix”, aangezien de Belgische economie vooral gespecialiseerd is in producten met een zwakke groei. Tijdens dezelfde periode zou de binnenlandse vraag opnieuw aanknopen met een jaarlijks groeitempo van 1,6 %, zodat het bbp met gemiddeld 1,9 % per jaar zou stijgen. In die omstandigheden en in de veronderstelling van een beperkte stijging van de invoerprijzen, zou het overschot van de lopende verrichtingen met het buitenland toenemen van 1,4 % van het bbp in 2012 tot 2,4 % in 2017.

De jobcreatie volstaat niet om de werkloosheid te doen dalen

De totale binnenlandse werkgelegenheid zou dit jaar toenemen met 8 000 eenheden en volgend jaar met 14 000 eenheden. Die geringe werkgelegenheidstoename wordt in de eerste plaats verklaard door de zwakke economische conjunctuur, maar ook door de daling van de werkgelegenheid bij de overheid in die periode (-1 500 personen). Aangezien de toegevoegde waarde vanaf 2014 opnieuw sterker groeit, zou de totale werkgelegenheid toenemen met 188 000 banen over vier jaar. De werkgelegenheidsgraad, zoals bepaald in het kader van de EU2020-strategie, zou daardoor stijgen van 67,3 % in 2011 tot 68,5 % in 2017, wat in dat jaar een verschil van 315 000 personen betekent t.o.v. de doelstelling van 73,2 %, die tegen 2020 wordt beoogd.

Het aantal werklozen (administratief concept, inclusief de volledige uitkeringsgerechtigde niet-werkzoekende werklozen) zou fors toenemen tijdens de periode 2012-2014 (+64 000 eenheden). De daaropvolgende jaren zou de werkgelegenheid sterker groeien, maar houdt ook de verdere expansie van het arbeidsaanbod aan, mede door de hervorming van de pensioenregeling, zodat de afname van de werkloosheid in de periode 2015-2017 beperkt blijft tot 33 000 eenheden. We merken ten slotte op dat, op basis van een definitie die
internationale vergelijkingen toelaat (Eurostat-concept), de werkloosheidsgraad 7,3 % zou bedragen in 2017, tegenover 7,2 % in 2011.

Een evolutie van de kosten die op middellange termijn compatibel is met de inflatiedoelstelling van de ECB

De inflatie, gemeten aan de hand van de nationale index van de consumptieprijzen, zou 2,9 % bereiken in 2012, door een nieuwe prijsstijging van de energieproducten, door de depreciatie van de euro ten opzichte van de dollar en door verhogingen van de indirecte belastingen. De toename van de gezondheidsindex zou beperkter blijven (2,7 %). Onder impuls van een dalende olieprijs zou de inflatie vanaf volgend jaar beduidend lager liggen. In 2013 zou ze uitkomen op 1,9 %. Tegen de achtergrond van een gematigde stijging van de internationale energieprijzen zou de Belgische inflatie zich over de periode 2014-2017 stabiliseren op gemiddeld 1,8 %.

Omkaderd door het ontwerp van interprofessioneel akkoord 2011-2012, dat wordt uitgevoerd door de federale regering, zou de toename van de bruto-uurlonen vóór indexering in de marktsector beperkt blijven tot 0,1 % in 2012. Gegeven een indexering van 3,3 % en een licht opwaarts effect van de werkgeversbijdragevoeten, zou de stijging van de uurloonkosten 3,6 % bedragen. Vanaf 2013 zou de groei van de uurloonkosten 2,7 % bedragen op jaarbasis. Met een productiviteitsgroei van ongeveer 0,8 % per jaar, impliceert ons scenario een gemiddelde jaarlijkse groei van de loonkosten per eenheid product van 1,8 %, wat in lijn is met de ECB-inflatiedoelstellingen.

Bij ongewijzigd beleid zou het overheidstekort ongeveer even groot blijven als in 2012

Onder impuls van de begrotingsmaatregelen van de nieuwe federale regering en de voortzetting van de begrotingsconsolidatie van de gefedereerde entiteiten, zou het tekort van de gezamenlijke overheid dit jaar dalen tot 2,6 % van het bbp (t.o.v. 3,7 % in 2011) en bijgevolg voldoen aan de doelstellingen van het Stabiliteitsprogramma. Zonder bijkomende maatregelen zou het tekort van de gezamenlijke overheid in 2013 opnieuw toenemen tot 2,8 % van het bbp. Op middellange termijn zou het tekort zeer licht dalen, maar niet onder de grens worden teruggebracht die de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten voorkomt. Om in 2015 een begrotingsevenwicht te bereiken, is er nood aan bijkomende maatregelen voor ongeveer 11 miljard euro. Voor 2013 zou de inspanning bijna 3 miljard bedragen om de doelstelling van het Stabiliteitsprogramma (een tekort van 2,15 %) te halen.

Het tekort van Entiteit I (federale overheid en sociale zekerheid) zou zich stabiliseren rond 2,7 % tussen 2013 en 2017. In de sociale zekerheid zouden de uitgaven sneller groeien dan het bbp, in het bijzonder de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg, ondanks een terugloop van de uitgaven voor werkloosheid en brugpensioenen als gevolg van de hervormingen in dat domein. Als de federale overheid de evenwichtsdotatie niet verlengt, zou de sociale zekerheid vanaf 2015 opnieuw een tekort vertonen van ongeveer 1,5 % van het bbp. Het tekort van de federale overheid zou daardoor dalen van 2,7 % van het bbp in 2014 tot 1,3 % in 2015 en daarna heel langzaam blijven afnemen.

Voor de gemeenschappen en de gewesten wordt verondersteld dat het sinds de crisis gevoerde restrictieve begrotingsbeleid wordt voortgezet en dat de huidige  financieringsmechanismen behouden blijven, aangezien de modaliteiten van de zesde Staatshervorming nog niet gefinaliseerd zijn. In die omstandigheden zou de rekening van de gemeenschappen en de gewesten, die nog licht deficitair is in 2012-2014, geleidelijk aan opnieuw een evenwicht bereiken en zelfs een overschot van ongeveer 0,2 % van het bbp boeken op het einde van de projectieperiode. De rekening van de lagere overheid vertoont een evenwicht vanaf 2013. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 zou ze echter opnieuw een tekort vertonen.

Ondanks de daling van het tekort, zou de overheidsschuld toenemen van 97,9 % van het bbp in 2011 tot 98,8 % dit jaar, rekening houdend met de Belgische deelname aan de Europese mechanismen voor het crisisbeheer van de staatsschulden in de eurozone. Ondanks een blijvend overheidstekort zou de schuldgraad vanaf 2013 langzaam dalen, zij het op voorwaarde dat de rentetarieven gunstig blijven. In 2017 zou de geconsolideerde brutoschuld daardoor uitkomen op 94,2 % van het bbp.

  Beschikbare gegevens

None
Please do not visit, its a trap for bots