Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

De gevolgen van verlagingen van de patronale socialezekerheidsbijdragen: een nieuwe modelvorming (Working Paper 08-01) (21/01/2002)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Om de macro-economische en budgettaire impact van verschillende arbeidskostverlagende maatregelen beter te kunnen meten, heeft het Federaal Planbureau haar macro-sectoraal model van de Belgische economie, HERMES, aangepast.

De Working Paper 8-01 'General and selective wage cost reduction policies in a model with heterogenous labour' stelt de nieuwe versie van HERMES voor en bevat een nieuwe en gedetailleerde analyse van de effecten van een verlaging van de patronale socialezekerheidsbijdragen.

Een evaluatie van de effecten van een verlaging van de socialezekerheidsbijdragen

In het begin van de jaren 90 versterkte en diversifieerde de Belgische regering haar loonkostenverlagend beleid. In dat kader werd de schepping van nieuwe banen in de non-profit sector via de 'Sociale Maribel'-maatregel aangemoedigd met loonsubsidies en werden de 'dienstenbanen', de 'Plan-Plus-1-Plus-2-Plus-3-banen' en de 'voordeelbanen'gelanceerd om de tewerkstelling van langdurige werklozen of laaggeschoolden te bevorderen. Die maatregelen hebben als gemeenschappelijke kenmerken dat ze gericht zijn naar specifieke risicogroepen en/of activiteiten en toegekend worden onder de voorwaarde van bijkomende werkgelegenheid.

Parallel hiermee introduceerde de overheid de 'lageloonmaatregel' en versterkte de al bestaande 'Maribel-maatregel'. De bijdrageverminderingen werden toegekend op forfaitaire basis en waren in het begin alleen van toepassing op arbeiders in de verwerkende industrie. In 1999 werden beide mechanismen samengebracht in de 'structurele maatregel'. Sindsdien zijn die loonkostenverlagingen ook geleidelijk van toepassing geworden op andere werknemerscategorieën zoals bedienden en hogeloonwerknemers. De 'structurele maatregel' is dus een algemene en onvoorwaardelijke maatregel om de patronale socialezekerheidsbijdragen te verlagen.

Om de impact van die verschillende maatregelen op macro-economisch te evalueren zonder daarbij hun specificiteit uit het oog te verliezen werd het HERMES-model aangepast. De werkgelegenheid wordt nu in drie categorieën ingedeeld: 'normale lageloonbanen', 'normale hogeloonbanen' en 'speciale' banen (een amalgaam van 'Sociale Maribel', dienstenbanen, Plan-Plus-1-Plus 2-Plus-3-banen en voordeelbanen).

Omdat rekening gehouden wordt met onderlinge substitutie tussen die drie categorieën is het Federaal Planbureau nu in staat tot meer verfijnde macro-economische middellangetermijnvooruitzichten en beleidsevaluaties.

Algemene of doelgroepgerichte maatregelen: verschillende macro-economische en budgettaire effecten

De macro-economische en budgettaire effecten werden in twee scenario's onderzocht:

  • een scenario waarin de bijkomende bijdrageverminderingen geen invloed hebben op de brutolonen en dus volledig ten goede komen van de ondernemingen. Dit scenario gaat ervan uit dat de loonnorm, die vastgelegd werd in toepassing van de wet van 1996 op de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen van ondernemingen, in de geest wordt nageleefd: in de collectieve arbeidsovereenkomsten wordt de loonnorm vertaald in identieke brutoloonakkoorden wat de bijdrageverlagingen ook mogen zijn.
  • een scenario waarin de vrijheid van loononderhandelingen niet belemmerd wordt door wettelijke verplichtingen.

De belangrijkste conclusies in het geval van een loonnorm zijn:

  • een vermindering van de werkgeversbijdragen op de lage lonen is het meest efficiënt op het vlak van werkgelegenheidscreatie, economische groei (vooral geschraagd door de buitenlandse vraag) en rendabiliteit van de ondernemingen. Voor de overheidsfinanciën is ze echter de duurste.
  • algemene maatregelen hebben meer invloed op de binnenlandse vraag (meer bepaald op de consumptie en het beschikbaar inkomen van de gezinnen). De kosten van die maatregelen voor de overheidsfinanciën zijn minder hoog dan bij de maatregel die zich naar de lage lonen richt.
  • maatregelen die de speciale banen aanmoedigen, zijn het goedkoopst voor de overheidsfinanciën. Wanneer de budgettaire kost per gecreëerde job beschouwd wordt, hebben die maatregelen een efficiëntie die te vergelijken is met de lageloongerichte maatregel. De efficiëntie is bovendien duidelijk groter dan bij een algemene maatregel.
    In een omgeving van vrije loononderhandelingen zijn alle maatregelen veel minder nadelig voor de overheidsfinanciën, maar minder stimulerend voor de economische groei en voor de werkgelegenheid dan in een loonnorm-omgeving. De rangschikking van de verschillende maatregelen is qua efficiëntie ongeveer dezelfde als in de context van de loonnorm, wat het gebruikte evaluatiecriterium ook weze. Dat geldt echter niet voor de kosten van een 'lageloonmaatregel' voor de overheidsfinanciën: die kosten worden vergelijkbaar met die van de andere maatregelen.

Uit dit werk blijkt dat de keuze tussen verschillende maatregelen om de patronale socialezekerheidsbijdragen te verminderen afhangt van de doelstellingen die de politieke verantwoordelijken wensen te bereiken.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots