Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

De hervorming van de personenbelasting - Macro-economische en budgettaire effecten, weerslag op de belastingdruk (22/01/2001)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Eind 2000 heeft de regering een hervorming van de personenbelasting aangekondigd, die geleidelijk vanaf het aanslagjaar 2002 van kracht zal worden. De volledige hervorming zou moeten worden toegepast vanaf het aanslagjaar 2005 (inkomsten van 2004). Anderzijds mag de kost van de volledige hervorming pas ten laste komen van de overheidsbegroting vanaf 2006. Dit tijdschema kan in functie van de beschikbare budgettaire marges evenwel worden herzien.

Op kruissnelheid zou de hervorming 1,3% van het bbp vertegenwoordigen, ofwel 157 miljard BEF voor het aanslagjaar 2005. Samen met de afschaffing van de aanvullende crisisbelasting, 0,3% van het bbp, zou de totale impact van de belastingvermindering oplopen tot 1,6% van het bbp (192 miljard voor het aanslagjaar 2005).

De toename van het beschikbaar inkomen van de gezinnen zou een positieve macro-economische weerslag hebben: groei van de consumptie, van de productie, van de investeringen en van de werkgelegenheid, waardoor de initiële toename van de inkomens nog zou worden versterkt en er aldus een multiplicatoreffect zou ontstaan. Dit multiplicatoreffect blijft nochtans relatief zwak, omwille van een toename van het sparen, het terugverdieneffect op de overheidsfinanciën en vooral de lekken bij de toegenomen invoer.

Verscheidene effecten zouden de ontwikkeling van de lonen in tegenovergestelde zin kunnen beïnvloeden. De belastinghervorming zou het uitoefenen van een beroepsactiviteit aantrekkelijker kunnen maken, de werkloosheidsvallen beperken en het arbeidsaanbod eventueel stimuleren. De expansionistische aard van de belastingverlaging zou, daarentegen, de spanningen op de arbeidsmarkt kunnen versterken en leiden tot een grotere stijging van de lonen. Dit effect kan echter worden weggewerkt indien de sociale partners in hun loononderhandelingen rekening houden met een gedeelte van de stijging van de nettolonen. Op die manier kan de belastinghervorming het behoud van de loonmatiging in de hand werken.

In die veronderstelling zou het bbp op middellange termijn met 0,8% toenemen. In zes jaar tijd zouden er 24000 nieuwe jobs gecreëerd worden. Het terugverdieneffect op de overheidsfinanciën zou positief maar beperkt zijn (ongeveer 20% van de oorspronkelijke kost, op middellange termijn). Op kruissnelheid zou het de verslechtering van het saldo van de overheidsbegroting beperken tot 1,3% van het bbp (vanaf 2006), tegenover 1,6% van het bbp vóór het verrekenen van dit terugverdieneffect. De kosten van de belastingverlaging blijven zo binnen de voorzichtige budgettaire marges die door de regering tot 2005 werden berekend. Er zou zelfs nog enige ruimte overblijven voor de financiering van andere initiatieven.

De verlaging van de personenbelasting zou een gedeelte van de toename van de belastingdruk sedert de recessie van 1993, als gevolg van de budgettaire herstelmaatregelen van het Globaal Plan, kunnen wegwerken. Nochtans zou de belastingdruk, ongeacht de gebruikte macro-economische indicator, boven het peil van 1989 (juist na de vorige belastinghervorming van 1988) blijven.

Vergeleken bij een scenario zonder belastinghervorming en met behoud van de crisisbelasting (en indexering van de belastingschalen) zou de belastingdruk op de lonen voor het aanslagjaar 2005 met ongeveer 11% verminderen. De daling is minder groot, nl. ongeveer 7%, wanneer men het aanslagjaar 2001 (jaar vóór de toepassing van de hervorming) vergelijkt met het aanslagjaar 2005 (jaar waarin de hervorming haar kruissnelheid bereikt). Dit is de helft van de daling, die tussen de aanslagjaren 1986 en 1992 werd opgetekend (weerslag van de wet Grootjans van 1985 en van de hervorming van 1988) en een derde van de stijging, die tussen de aanslagjaren 1992 en 2001 werd genoteerd (maatregelen van 1993, Globaal Plan en “automatische” stijging van de gemiddelde aanslagvoet als gevolg van de progressiviteit van de belastingen en de gedeeltelijke niet-indexering van de belastingschalen tot in het aanslagjaar 1999).

Voor de loonwig (verschil tussen de door de bedrijven betaalde loonkosten en het netto loon, m.a.w. de som van de belastingen en de sociale bijdragen, in percent van de loonkosten) zou de daling op middellange termijn groter zijn dan de lichte achteruitgang, die gemiddeld tijdens de tweede helft van de tachtiger jaren werd opgetekend. De huidige geplande verlaging van de personenbelasting komt immers bovenop de vermindering van de sociale bijdragen, daar waar de hervorming van 1988 de stijging van de sociale bijdragen in de jaren 80 had gecompenseerd. Niettemin zou de loonwig in absolute waarde ietwat boven zijn peil van de jaren 1989 tot 1991 blijven, door de hoge toename van de personenbelasting in de volgende jaren.

Fiscale hervormingen met belastingverlaging worden in talrijke Europese landen toegepast of aangekondigd. De hier voorgestelde macro-economische en budgettaire weerslag van de Belgische hervorming blijft gelden ongeacht of die hervormingen in de buurlanden nu doorgaan of niet. Anderzijds zal de Belgische economie, via zijn buitenlandse handel, profiteren van de expansionistische gevolgen van die hervormingen.

Bij een internationale vergelijking zullen de belastingverminderingen in de buurlanden de relatieve daling van de belastingdruk in België verminderen of zelfs tenietdoen. Evenwel, in de veronderstelling van een ongewijzigde belastingdruk in de drie buurlanden (Duitsland, Frankrijk, Nederland), dan zou de Belgische belastingdruk deze op middellange termijn sterk benaderen. Het verschil in verplichte voorheffingen, in percentage van het bbp, zou met ongeveer drie kwart verminderen ten opzichte van 1997. De afwijking van de gemiddelde belastingsvoet op de lonen zou met een derde dalen. De loonwig zou in dat geval zelfs kleiner worden dan het gemiddelde voor de drie buurlanden.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots