Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Het Federaal Planbureau onderzoekt de weerslag van de invoering van een algemene sociale bijdrage (ASB) (30/08/1999)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Een nieuwe “working paper” van het Federaal Planbureau bespreekt de belangrijkste resultaten van een studie die in juni 1999 werd gerealiseerd op vraag van de Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken van de vorige regering, de heer Elio Di Rupo. Deze studie behandelt de macro-economische en budgettaire impact van een herschikking van de fiscale en parafiscale druk, waarbij een aantal fiscale en parafiscale heffingen worden vervangen door een algemene sociale bijdrage (ASB). Deze herschikking, bedoeld als uitbreiding van de financiering van de sociale zekerheid, draagt bij tot een groter evenwicht tussen de fiscale druk op arbeid en deze op kapitaal. Een deel van de lasten op de arbeidsinkomens zou verschuiven naar andere soorten van inkomens.

De onderzochte ASB-formule werd overgenomen uit een publicatie van Christian VALENDUC, Adviseur-Generaal van Financiën (VALENDUC Chr., La Cotisation sociale généralisée: un Instrument pour la Consolidation du Financement alternatif de la Sécurité sociale, Ministerie van Financiën, Publicaties van het Belgisch Instituut voor Openbare Financiën, 56e jaargang, nr. 4, juli-augustus 1996.).

Modaliteiten

De ASB bestaat uit een heffing met een uniform percentage, toegepast op een zeer brede belastinggrondslag. De volgende inkomens worden aan deze heffing onderworpen:

  • de bruto looninkomens;
  • het bruto inkomen uit zelfstandige arbeid vóór aftrek van de persoonlijke beroepskosten;
  • de bruto vervangingsinkomens en kinderbijslag;
  • de roerende gezinsinkomens die momenteel aan de roerende voorheffing onderworpen zijn, evenals de inkomens uit depositoboekjes;
  • de bruto huurinkomsten van de gezinnen of, in voorkomend geval, de geïndexeerde kadastrale inkomens vóór aftrek van de forfaitaire lasten, met uitzondering van het kadastraal inkomen van de woning;
  • verschillende andere gezinsinkomens, voornamelijk alimentatie;
  • de belastinggrondslag van de vennootschapsbelasting verhoogd met de aftrek voor investeringen, de vrijgestelde dividenden, de vroegere verliezen en de afschrijvingen.

Een belastingsaftrek aan de bron van 400.000 frank is van toepassing op het geheel van de arbeids- en vervangingsinkomens van de gezinnen. Deze wordt geïndexeerd aan de nominale groei van die inkomens. De ASB kan noch van de personenbelasting, noch van de vennootschapsbelasting worden afgetrokken.

De invoering van de ASB gaat gepaard met de afschaffing van sommige andere heffingen: de bijkomende crisisbijdrage van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting, de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage, de solidariteitsbijdrage op de pensioenen, de verhoging van de sociale bijdrage van de zelfstandigen.

Het percentage van de ASB is vastgesteld op 2,18 procent. Deze voet zorgt er voor dat - in het jaar 2000 en ex ante - de opbrengst van de ASB op de gezinsinkomens zonder roerende inkomsten en het bedrag van de afgeschafte heffingen gelijk zijn. De netto opbrengst van de maatregel bedraagt - in 2000 en ex ante - 33 miljard frank: 9,4 miljard is afkomstig van de invoering van een ASB op de roerende inkomsten en de rest, d.i. 23,6 miljard, komt van de hogere belasting op de vennootschapsinkomsten (namelijk 33,8 miljard aan ASB, verminderd met 10,1 miljard bijkomende crisisbelasting).

Diverse modaliteiten voor de aanwending van de netto-opbrengst zijn onderzocht op hun macro-economische en budgettaire impact: een kleiner overheidstekort, een grotere vrijgestelde schijf van de ASB, een vermindering van de sociale werkgeversbijdragen en een vermindering van de normale BTW-voet.

Belangrijkste besluiten

Uit tabel 1 blijkt dat de varianten mét besteding van de netto-opbrengst steeds leiden tot een lichte stijging van het BBP. In de varianten 2 en 3 neemt de werkgelegenheid lichtjes toe, terwijl in varianten 4 en 5 de toename groter is. De financieringscapaciteit van de overheid verbetert in elke variant.

TABEL 1 : Synthese van de macro-economische impact op middellange termijn (2004) van de vervanging van bepaalde verplichte heffingen door een ASB met een uniform percentage 
 

Deze resultaten worden verklaard door de gedifferentieerde macro-economische en budgettaire effecten, die door de wijzigingen in de verschillende categorieën van de verplichte heffingen worden teweeggebracht. Alle onderzochte herschikkingen leiden tot een verlaging van de globale fiscale en parafiscale druk, ofwel op de gezinsinkomens, ofwel op de kost van de factor arbeid. De compensatie wordt gedragen door de vennootschapsinkomsten.

De studies terzake van het Federaal Planbureau tonen de belangrijkste kanalen via dewelke de verschillende heffingen een impact hebben: beschikbaar inkomen en het gezinsverbruik (dus kapitaalvorming) wat de heffingen op de gezinsinkomens betreft; rendabiliteit (dus kapitaalvorming van de ondernemingen) en competitiviteit-prijzen (dus buitenlandse handel) en relatieve kosten van de productiefactoren (dus werkgelegenheid) wat de werkgeversbijdragen betreft; rendabiliteit wat de heffingen op de vennootschapsinkomsten betreft. In dit laatste geval is de impact op de economische activiteit, ceteris paribus, globaal gezien kleiner dan in de eerste twee gevallen. Dit leidt tot het positieve teken voor het BBP in de vier simulaties met toewijzing. Wat de indirecte belasting op de consumptie betreft, deze heeft een impact op het reëel beschikbaar inkomen en op de kost van de factor arbeid via de loonindexering.

Het effect op de werkgelegenheid vloeit voort uit de impact op de activiteit. Het effect is nog groter in het geval van de vermindering van de werkgeversbijdragen (variant 4), omwille van de gewijzigde relatieve kosten van de productiefactoren.

De impact op de groei wordt in variant 3 (besteding van de netto-opbrengst aan de vermindering van de werknemersbijdragen) afgezwakt door het beperkter karakter van de ingevoerde budgettaire impuls, aangezien de vermindering van de werknemersbijdragen leidt tot een hogere personenbelasting. Bovendien is het zo dat, in tegenstelling tot de variant betreffende een vermindering van de werkgeversbijdragen, variant 3 de uitvoer niet doet toenemen (deze is zelfs lichtjes gedaald). De stijging van het BBP is dus enkel het gevolg van de toegenomen binnenlandse vraag.

De variant met de vermindering van de normale BTW-voet heeft slechts een beperkte stijging van het BBP tot gevolg. Er is een positieve impact op het particulier verbruik, maar een zeer zwak effect op de uitvoer.

Tenslotte wordt een lichte vertraging vastgesteld van de inflatie in de variant met de vermindering van de werkgeversbijdragen en een zeer geringe stijging in de varianten 3 en 4. De daling van de prijzen is logischerwijze heel wat groter in het geval van de variant met de BTW-verlaging.

 

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots