Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Short Term Update - Newsletter of the Federal Planning Bureau (24/11/1998)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Het FPB publiceerde zopas het november-nummer van haar kwartaalpublicatie Short Term Update - Newsletter of the Federal Planning Bureau. Hierin worden o.m. nieuwe vooruitzichten voor 1999 gepresenteerd, alsook een balans opgemaakt van de kortetermijnvooruitzichten van het Federaal Planbureau sinds 1994. Op beide onderwerpen wordt hieronder kort ingegaan.

Belgische conjunctuur in 1999 onderhevig aan internationale verzwakking

De groei van de wereldeconomie zou in 1999 gevoelig vertragen. In sommige Aziatische landen is de crisis dieper dan oorspronkelijk gedacht. Daarenboven heeft de crisis zich verder verspreid tot Rusland, Latijns-Amerika en, in mindere mate, tot Oost-Europa. De financiële markten reageren nerveus: de volatiliteit van de beurs- en wisselkoersen is zeer groot.

De landen van Continentaal Europa ondervinden via een minder sterke groei van hun uitvoer nu reeds de invloed van deze diepgaande schokken en van de USD-verzwakking die plaatsvond sinds september. Deze invloed zal nog groter worden alhoewel toch wordt verwacht dat Europa in 1999 de sterkst groeiende regio binnen de OESO zal zijn.

Het maken van vooruitzichten is in deze context fragiel, maar het lijkt wel duidelijk dat het groeicijfer voor 1999 dat in de Economische Begroting in juli werd gepubliceerd (2,6%) te optimistisch is. De Belgische economie zou volgend jaar niet sterker groeien dan 2,2%, met belangrijke neerwaartse risico’s zowel op internationaal als op nationaal vlak.

Heel wat onzekerheden en neerwaartse risico’s i.v.m. de wereldeconomie zijn onderling afhankelijk. Het gevaar bestaat dan ook dat zich een kettingreactie van negatieve elementen zou voordoen, waardoor de groeiperspectieven ernstig zouden verslechteren.

Op binnenlands vlak wordt ervan uitgegaan dat de dynamiek van het privé-verbruik ook volgend jaar zou aanhouden en een belangrijke bijdrage tot de groei zou blijven leveren. Dit houdt in dat de gezinsspaarquote in 1999 nog verder zou dalen. Indien de spaarquote daarentegen zou stabiliseren of licht zou toenemen, zou het privé-verbruik gevoelig minder stijgen, waardoor een BBP-groei van 2% moeilijk haalbaar zou worden.

De werkgelegenheid in de ondernemingen (uitgedrukt in aantal personen) is sinds het midden van 1996 met 70.000 toegenomen. Met een BBP-groei van 2,2% zou de totale werkgelegenheid in 1999 groeien met 0,75% (of 29.000 personen) waardoor de werkloosheidsgraad verder zou dalen van 8,6% tot 8,3% (gestandaardiseerde Eurostat-definitie).

De consumptieprijsinflatie zou volgend jaar nog lager uitvallen dan dit jaar: slechts 0,9% voor de traditionele index en 1% voor de gezondheidsindex. De spilindex voor de indexering van overheidslonen en sociale prestaties zou in april worden overschreden, zodat deze in juni 1999 (met 2%) aangepast zouden worden.

 
De nauwkeurigheid van de kortetermijnvooruitzichten van het Federaal Planbureau sinds 1994

In de Special Topic van Short Term Update 4-98 maakt het Federaal Planbureau een balans op van de kortetermijnvooruitzichten die sinds midden 1993 op regelmatige basis (twee maal per jaar) door het Bureau werden gemaakt en gepubliceerd werden onder de noemer “Economische Begroting”. Belangrijkste “afnemer” van deze kortetermijnvooruitzichten is de Federale Overheid; de Economische Begrotingen vormen immers de macro-economische hypothesen voor de opmaak van de federale begroting en de tussentijdse bijsturing ervan.

De tijdshorizon voor de economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau was traditioneel de middellange termijn (vijf jaar), terwijl het maken van kortetermijnvooruitzichten een vrij nieuwe discipline op het Bureau is. Dit impliceert dat de onderzochte periode vrij kort is (van 1994 tot 1997 of 1998 naargelang van de economische grootheid). Derhalve dienen de resultaten met enige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Toch kunnen een aantal conclusies worden getrokken.

Over de onderzochte periode werden de economische sleutelvariabelen (economische groei, inflatie en overheidsdeficit) vrij goed voorspeld. De gemiddelde voorspellingsfout voor de reële BBP-groei bedroeg 0,88% voor vooruitzichten die zes maanden vóór het betrokken jaar gemaakt werden en 0,74% voor vooruitzichten bij het begin van het betrokken jaar. Als referentie kan worden vermeld dat vooruitzichten gemaakt door nationale instituten en de OESO voor de meeste Europese landen gemiddeld over de voorbije 25 jaar behept waren met een fout van l tot 1,5%.

In de lijn van de verwachtingen, worden de vooruitzichten globaal genomen nauwkeuriger naarmate de voorspellingshorizon korter wordt. Een updating van de vooruitzichten met het oog op de begrotingscontrole (in februari van het begrotingsjaar) is dus ook vanuit dit oogpunt zinvol.


Naast het meten van de grootteorde van de voorspellingsfout, werd eveneens nagegaan of de voorspellingsfouten systematisch een bepaalde richting uitgingen. Vaak tracht men bepaalde onderzoeksinstellingen immers in de hoek van de optimisten of de pessimisten te dringen. Uit de resultaten blijkt alvast dat voor de kortetermijnvooruitzichten van het Federaal Planbureau van enige systematiek in de voorspellingsfouten nauwelijks sprake kan zijn. Op zestien vooruitzichten (voor elk jaar van de periode 1994-97 werd op vier verschillende tijdstippen een vooruitzicht gemaakt) werd de groei van het BBP bijvoorbeeld tien maal licht onderschat en zes maal licht overschat. De vooruitzichten voor het overheidsdeficit daarentegen lijken wel te kampen te hebben met een systematische bias (in de zin van te pessimistisch). Deze bias is echter grotendeels toe te schrijven aan het feit dat de vooruitzichten van het Bureau traditioneel opgesteld worden onder de hypothese van “ongewijzigd beleid”. Eenmaal de saneringsmaatregelen uit de opeenvolgende begrotingen en begrotingscontroles geïntegreerd werden, blijken de vooruitzichten voor het overheidsdeficit niet langer te pessimistisch geweest te zijn.

  Verwante documenten

None

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots