Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Evolutie van de arbeidskosten per eenheid product in België van 1996 tot 2008 (14/06/2010)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

De evolutie van de arbeidskosten per eenheid product heeft een belangrijke impact op de prijscompetitiviteit van een economie. De arbeidskosten per eenheid product worden gedefinieerd als de loonkosten die nodig zijn voor de productie van een eenheid toegevoegde waarde, namelijk het aandeel van de productie van een activiteitensector dat in België wordt verwezenlijkt. Voorgaande studies van het Federaal Planbureau hebben aangetoond dat die evolutie niet alleen een invloed heeft op de performantie van België op het vlak van buitenlandse handel, en dus op het saldo van de lopende rekening, maar tevens op de relatieve positie van de Belgische economie op de Europese markt, in termen van toegevoegde waarde of productie.

Tabel 1 toont aan dat België tijdens de periode 1996-2007 een verslechtering van de kostencompetitiviteit optekent ten opzichte van het gemiddelde van de drie buurlanden. Die achteruitgang is meer uitgesproken voor de verwerkende industrie dan voor de markteconomie in haar geheel1.

Om de waargenomen evoluties in perspectief te plaatsen, moet rekening worden gehouden met het feit dat Duitsland in het begin van de periode lijdt aan een aanzienlijke competitiviteitshandicap, vooral in de verwerkende industrie, en bijgevolg als enige van de vier landen een daling van arbeidskosten per eenheid product optekent voor de markteconomie en nog in sterkere mate voor de verwerkende industrie (1e kolom). Nederland daarentegen kent de sterkste stijging van de arbeidskosten per eenheid product (3e kolom), terwijl de evolutie in Frankrijk varieert naargelang de beschouwde activiteit: de Franse markteconomie in haar geheel kent een verslechtering van haar concurrentievermogen van dezelfde grootteorde als in België, maar de verwerkende industrie slaagt erin de arbeidskosten per eenheid product te verbeteren.

Niet zozeer de relatief te snelle groei van het uurloon, maar veeleer de relatief zwakke groei van de uurproductiviteit ligt ten grondslag aan de achteruitgang van de relatieve positie van de Belgische arbeidskosten per eenheid product.

Per definitie wordt de groei van de arbeidskosten per eenheid product bepaald door twee factoren: de groei van de lonen, die verminderd wordt met de groei van de productiviteit.

De verbeterde positie van Duitsland wordt verklaard door een relatief zwakke groei van het uurloon die onder de productiviteitsgroei blijft, hoewel die laatste in Duitsland kleiner is dan in Frankrijk en Nederland. Ondanks een zeer goede prestatie op het vlak van productiviteit, is de groei van het uurloon in Nederland en Frankrijk dusdanig dat hun arbeidskosten per eenheid product verslechteren. In Frankrijk is de productiviteitsgroei in de verwerkende industrie echter vrij sterk en domineert hij de sterke stijging van het uurloon. In België is de situatie omgekeerd: de stijging van het uurloon is relatief gematigd in vergelijking met Frankrijk of Nederland (zie ook hiervoor de recente analyse gepubliceerd in de Short Term Update), maar de productiviteitsgroei is bijzonder zwak. Dat geldt zowel voor de verwerkende industrie als voor de economie in haar geheel.

Globaal toont het performantieverschil van België ten opzichte van het gewogen gemiddelde van de drie buurlanden duidelijk een relatieve verslechtering van de arbeidskosten per eenheid product in de verwerkende industrie (8,2 %) en in de markteconomie (6,1 %). In de markteconomie in haar geheel is meer dan de helft van die achteruitgang (56 %) toe te schrijven aan de relatief zwakke productiviteitsgroei. In de verwerkende nijverheid is meer dan drie vierde van het verschil (76 %) te wijten aan het gebrek aan productiviteitsgroei.

De performantieverschillen tussen de verwerkende industrie en de marktdiensten in België zijn in hoofdzaak toe te schrijven aan de productiviteitsgroei.

Het tweede deel van de analyse is gewijd aan de studie, over de periode 1996-2008, en over de recente periode 2005-2008, van de voornaamste bedrijfstakken die de verwerkende industrie en de marktdiensten vormen. Uit de studie blijkt dat de arbeidskosten per eenheid product in de marktdiensten sneller gestegen zijn dan in de verwerkende industrie. De evolutie van het uurloon is niet de voornaamste oorzaak van de performantieverschillen tussen de verwerkende industrie en de marktdiensten. Over de beschouwde periode stijgt het uurloon immers met 39,9 % in de verwerkende industrie en met 38,6 % in de marktdiensten. Het bepalende element van de verschillende groei van de arbeidskosten per eenheid product is dus de productiviteitsgroei. In 2008 ligt de productiviteit van de verwerkende industrie 36,9 % hoger dan in 1996, terwijl die van de marktdiensten slechts 8,6 % hoger is.

De analyse toont ook een versnelling van de groei van de arbeidskosten per eenheid product over de recente periode, nl. 2005-2008, zowel in de marktdiensten als in de verwerkende industrie. Die versnelling is hoofdzakelijk het gevolg van de vertraagde productiviteitsgroei.

Uit de vergelijking van de recente prestaties (2005-2008) met de prestaties over de volledige periode (1996-2008) blijkt dat de evolutie van de productiviteitsgroei vooral zorgwekkend is voor drie takken van de verwerkende industrie die een daling van de productiviteitsgroei laten optekenen : Chemische producten, fabricatie van transportmiddelen en elektrische en optische apparaten en instrumenten. Bij de marktdiensten is de vertraagde productiviteitsgroei zichtbaar in de Financiële activiteiten en in Vervoer en communicatie, terwijl de tak Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven de enige is die een daling van de productiviteit noteert. Die tak heeft ook de sterkste groei van de gepresteerde uren, met name door de invoering van het dienstenchequesysteem.

Cijferoverzicht van de analyse, gecumuleerde evolutie 1996‐2007, in procent.
  Duitsland Frankrijk Nederland België Verschil Belgische variabele en het gemiddelde van de drie buurlanden
Markteconomie
Arbeidskosten per eenheid product -0,5 13,4 19,1 13,2 6,1
Uurproductiviteit 20,4 25,8 27,5 19,0 -3,3
Uurloon 19,8 42,6 51,9 34,8 2,7
Gepresteerde uren -1,5 6,0 9,9 11,8 9,2
Toegevoegde waarde in volume 18,6 33,3 40,1 33,1 5,7
Verwerkende industrie
Arbeidskosten per eenheid product -9,3 -4,4 3,4 1,8 8,2
Uurproductiviteit 41,3 49,9 43,6 36,0 -5,8
Uurloon 28,1 43,4 48,5 38,4 1,9
Gepresteerde uren -10,8 -17,4 -11,1 -12,2 1,4
Toegevoegde waarde in volume 26,1 23,9 27,7 19,5 -4,5
Opmerking: De performantieverschillen van België worden berekend ten opzichte van het gewogen gemiddelde van de drie buurlanden. Die weging is gebaseerd op het relatieve gewicht van de bbp’s zoals gepubliceerd door de OESO.

1. Het geheel van sectoren, met inbegrip van de verwerkende industrie, maar zonder de non-profitsectoren zoals overheid, onderwijs of gezondheid.

  Beschikbare gegevens

None
Please do not visit, its a trap for bots