Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Filialen van Belgische ondernemingen in het buitenland : De BELMOFI-databank [ Working Paper 22-03 - ]

De Working Paper ‘Filialen van Belgische ondernemingen in het buitenland: De belmofi-databank.’ beschrijft hoe de belmofi-databank werd geactualiseerd. De databank belmofi (de in BELgië gevestigde Multinationale Ondernemingen en hun FIlialen in het buitenland) bevat de filialen van Belgische ondernemingen die in het buitenland gevestigd zijn. In het kader van dit onderzoek werd meer in het bijzonder gepeild naar de aanwezigheid van de Belgische filialen in ontwikkelingslanden.

  Auteurs

Aurelie Joos (A), Hilde Spinnewyn (A)
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Working Papers

De Working Paper presenteert een studie of analyse die het FPB op eigen initiatief uitvoert.

De basis voor belmofi werd gelegd in 1994 en 1997 bij onderzoeken naar de delokalisatie van Belgische ondernemingen in het buitenland. Een filiaal wordt gedefinieerd als een onderneming waarin een andere onderneming, de moederonderneming, een participatie heeft van minstens 10 % en dus een significante invloed kan uitoefenen op het bestuur van het filiaal. Ook moet de participatie getuigen van een duurzaam belang. Dit impliceert het bestaan van een langetermijnrelatie tussen de moederonderneming en het filiaal. De informatie heeft betrekking op de actieve ondernemingen in 2001.


Verschillende bronnen werden gebruikt om de databank te actualiseren. De geconsolideerde jaarrekeningen van Belgische ondernemingen werden als basis voor de databank gebruikt. Vervolgens werd de databank aangevuld met filialen uit de databank van de Balanscentrale en met informatie uit een databank van de kuleuven die gebaseerd is op Belfirst. Ten slotte werd de informatie die verzameld werd bij de ambassades opgenomen.


De belmofi-databank telt 4 886 in België gevestigde moederondernemingen, wat neerkomt op ongeveer 1,5 % van het totaalaantal ondernemingen. Die moederondernemingen hebben samen 15 742 filialen in het buitenland. Zowel in 1995 als in 2001 concentreren de vestigingen zich in belangrijke mate in Europa, en dan vooral in de buurlanden van België. De helft van het totaalaantal filialen heeft er zich gevestigd. Wanneer de resultaten uit het onderzoek in 1995 en in 2001 vergeleken worden dan stelt men vast dat het aantal filialen toeneemt met 71 % en de moederondernemingen met 32 %. De toename van het aantal ondernemingen en hun filialen is sterker bij de ondernemingen behorende tot een Belgische groep dan bij die behorende tot buitenlandse groepen.


De meeste moederondernemingen met filialen in het buitenland zijn naamloze vennootschappen. Ook de Belgische overheidsbedrijven zijn in het buitenland goed vertegenwoordigd. De Belgische ondernemingen bezitten meestal een belangrijke controle over hun vestigingen (bij 82 % van de filialen is de Belgische onderneming hoofdaandeelhouder met 50 % of meer).


Er zijn nog een aantal elementen die kenmerkend zijn voor Belgische ondernemingen met filialen in het buitenland. Grote ondernemingen hebben relatief gezien meer ondernemingen met filialen dan kleine ondernemingen. Bovendien is het aandeel van de Brusselse ondernemingen (met sociale zetel in Brussel) die filialen hebben gevestigd in het buitenland groter dan dat van ondernemingen met sociale zetel in Vlaanderen -die wel het grootste aantal filialen bezitten- en dan dat van de ondernemingen met sociale zetel in Wallonië. Ten slotte is ook de sector waartoe de moederonderneming behoort van belang. Het aandeel van de ondernemingen met filialen binnen het aantal ondernemingen uit de dienstensector is kleiner dan dat van de ondernemingen uit de industriesector, hoewel de dienstensector in absolute waarde meer ondernemingen met filialen in het buitenland telt. In de top-10-lijst van ondernemingen met het hoogst aantal filialen staan er verschillende ondernemingen uit de financiële sector. Verder zijn ook de volgende sectoren in de top-10 vertegenwoordigd: de vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten, de chemische nijverheid, handel in auto’s, productie en distributie van energie en vervoer te land.


Wat de verdeling van de sectoren over de verschillende regio’s betreft, viel op dat, in absolute waarden, de dienstensector in elk gebied een groter belang had dan de industriesector. De handel in onroerende goederen, verhuur en diensten aan ondernemingen, de financiële en de handelssector zijn overal goed vertegenwoordigd. De vervoerssector is vooral in Afrika een heel belangrijke sector. De chemie en kunststofsector is de bedrijfstak uit de industriële sector die het in elk gebied goed doet. Verder is de metaalsector van groot belang in Centraal- en Zuid-Amerika.


Ongeveer één op tien Belgische moederondernemingen is actief in de eu-uitbreidingslanden. Van alle Belgische ondernemingen die actief zijn in het buitenland, zijn er relatief meer ondernemingen uit de industrie dan uit de dienstensector actief in de uitbreidingslanden. Opvallend is dat relatief veel grote ondernemingen actief zijn in die landen, terwijl de Belgische kmo’s eerder in de buurlanden actief zijn. De Belgische ondernemingen zijn vooral aanwezig in drie landen: Polen, Hongarije en de Tsjechische Republiek.
Belgische ondernemingen investeren voornamelijk in industrielanden. Slechts 7,8 % van de filialen zijn in ontwikkelingslanden gevestigd. Over de periode 1995-2001 is het aantal filialen in ontwikkelingslanden slechts licht gestegen met 9 %. Het aandeel van filialen in ontwikkelingslanden is over die periode gedaald van 12,2 % naar 7,8 %. De populairste ontwikkelingslanden zijn China en Roemenië. In die twee landen werden over de periode 1995-2001 ook de grootste stijgingen waargenomen. Ontwikkelingslanden trekken relatief meer Belgische moederondernemingen uit de industriesector dan uit de dienstensector aan. In absolute termen heeft de dienstensector wel de bovenhand. In de dienstensector is vooral de vervoerssector van groot belang. Voor de industriële sector zijn de vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en de vervaardiging van textiel en kleding de belangrijkste sectoren in ontwikkelingslanden.

  Verwante documenten

    None

  Beschikbare gegevens

None

Please do not visit, its a trap for bots