Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Budgettaire kost van een werkloze 1987 - 2002 [ Planning Paper 96 - ]

Toen in de loop van de jaren ’70 de werkloosheidscijfers in de meeste industrielanden hoog opliepen, werden talrijke studies gewijd aan de kosten die dit fenomeen met zich meebrengt voor het individu, de overheid, de economie en de gemeenschap.

  Auteurs

Vaast Bresseleers (A), , , Luc Masure (A), , ,
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Afgesloten reeksen

In de Planning Papers werden afgeronde studies over thema's van ruimer belang gepresenteerd. De reeks is gesloten sinds 2022.
De Short Term Update (STU) was een driemaandelijkse nieuwsbrief met een actueel overzicht van de Belgische economie en de lopende studies van het FPB.  De reeks is gesloten sinds 2015.

Volgens sommige auteurs kunnen de kosten van de werkloosheid in drie grote categorieën worden ondergebracht:

  • de macro-economische kosten in de vorm van een aanhoudend verlies aan productie (van de consumptie, de investeringen, de inkomens, ...), gevolg, op korte termijn, van de werkloosheid, op middellange termijn, van het daarop volgende verlies aan menselijk kapitaal (kwalificatie); op individueel niveau zijn deze macro-economische kosten synoniem van dalende beroepsinkomens, wat een weerslag heeft op het volledige loopbaanprofiel en een daling impliceert van het beschikbaar inkomen en dus van de levensstandaard.
  • de psycho-sociale of menselijke kosten die van nature moeilijk of zelfs niet meetbaar zijn en voortvloeien uit de verslechtering van de professionele en sociale status en de materiële bestaansvoorwaarden. Op individueel niveau hebben zij te maken met morele (angst, ontwaarding en ontwrichting van de familiale betrekkingen en de sociale relaties) of lichamelijke (gezondheid) problemen en op sociaal vlak, met de breuk tussen sociale groepen, het dualisme en het risico van delinquentie;
  • de kosten voor de overheidsfinanciën, die bestaan uit directe financiële kosten (grotere sociale uitgaven, vooral voor werkloosheidsvergoedingen) en indirecte kosten (minderopbrengsten uit verplichte heffingen als gevolg van de non-activiteit, grotere rentelasten van de overheidsschuld).

Deze studie heeft betrekking op het derde aspect.


De kost van werkloosheid voor de overheidsfinanciën kan a priori worden omschreven als het verschil tussen het feitelijke niveau van de netto financieringsbehoefte van de gezamenlijke overheid en het niveau dat deze financieringsbehoefte zou bereiken in een hypothetische toestand van volledige tewerkstelling.


Het is moeilijk om een dergelijke definitie toe te passen omdat de macro-economische omstandigheden van een niet bestaande volledige tewerkstelling nauwkeurig moeten worden bepaald. Niet alleen is de notie ‘volledige tewerkstelling’ een probleem op zich, het is bovendien duidelijk dat er verschillende configuraties inzake inkomens en verplichte heffingspercentages denkbaar zijn, afhankelijk van het belang van de verschillende determinanten van de vraag naar arbeid. Anders gezegd, een toestand van volledige tewerkstelling als gevolg van een grotere economische activiteit op wereldvlak en een toestand van volledige tewerkstelling als gevolg van een lagere arbeidskost zouden niet dezelfde budgettaire impact hebben.


Het is bijgevolg verleidelijk een minder ambitieuze benadering te hanteren die er in bestaat vanuit budgettair oogpunt twee situaties te vergelijken die wat werkgelegenheid en werkloosheid betreft slechts marginaal verschillen. Op die manier vermijdt men de - denkbare, maar vermetele - formulering van hypothesen waarin de inkomens en de verplichte heffingen worden beschreven in een toestand van volledige tewerkstelling.


De kost van werkloosheid voor de overheidsfinanciën wordt dan benaderd via de budgettaire kost van een werkloze, het verschil qua netto financieringsbehoefte tussen twee situaties die één eenheid verschillen inzake werkloosheid en werkgelegenheid. Bij een globale aanpak kan deze budgettaire kost van een werkloze geraamd worden op basis van gemiddelde waarden (de gemiddelde budgettaire kostprijs van een werkloze), zowel wat betreft de werkloosheidsvergoedingen als wat betreft de loonvoeten en de heffingspercentages. In principe kan een dergelijke evaluatie worden gemaakt door gebruik te maken van macro-economische modellen. Het gebruik van modellen vormt echter opnieuw een probleem wat betreft de macro-economische configuraties die de resultaten inzake overheidsfinanciën zullen bepalen.


Daarom publiceren verscheidene instellingen geregeld meer mechanische ramingen van de gemiddelde budgettaire kost van een werkloze (met name het Federaal Planbureau, de oeso). Deze ramingen worden meestal verkregen door de directe budgettaire kost (werkloosheidsvergoeding) op te tellen bij de minderontvangst aan belastingen als gevolg van de werkloosheid.


Vanzelfsprekend zal de budgettaire kostprijs die geraamd wordt op basis van concrete gevallen van vernietiging of creatie van arbeidsplaatsen, afwijken van de gemiddelde budgettaire kost. Hij zal bijvoorbeeld groter zijn in geval van vernietiging van een gekwalificeerde arbeidsplaats met anciënniteit (hoog loon en heffingspercentage, maximale werkloosheidsuitkering) en kleiner in geval van creatie van een laag gekwalificeerde arbeidsplaats die bestemd is voor een jonge langdurig werkloze (laag loon en heffingspercentage, en lage werkloosheids-uitkering).


Er zij vermeld dat er tussen die twee extreme voorbeelden talloze tussensituaties mogelijk zijn, met name wanneer de creatie van een gekwalificeerde arbeidsplaats de werkloosheid van de laag geschoolden vermindert, via een verhoging van de kwalificaties bij de loontrekkenden op alle niveaus. Het systematisch onderzoek van al die gevallen vormt een studie op zich die buiten het kader van dit document valt.


Het begrip kost van werkloosheid, dat hier wordt bepaald als de gemiddelde budgettaire kost van een werkloze, steunt op drie elementen, namelijk de werkloosheidsuitkeringen, de parafiscale minderontvangsten en de fiscale minderontvangsten, zowel in termen van directe als indirecte belastingen.


Deze drie gegevens worden bepaald op basis van de op dat moment geldende wetgeving. De reeksen zijn bijgevolg louter statistisch. Bij ieder gebruik voor prognoses zou rekening moeten worden gehouden met de mogelijke interacties tussen werkgelegenheid en werkloosheid, de macro-economische context en eventuele aanpassingen van de sociale en fiscale wetgeving.


De gemiddelde budgettaire kost van een werkloze wordt verkregen door de directe budgettaire kost van een werkloze, die geraamd wordt op basis van de door de rva berekende gemiddelde dagvergoeding van een werkloze, op te tellen bij het verlies aan sociale bijdragen en belastingen, dat geraamd wordt op basis van het gemiddelde loon van de werknemers in de privé-sector. Er wordt rekening gehouden met alle sociale bijdragen die betrekking hebben op de privé-sector. De berekening van het verlies aan directe en indirecte belastingontvangsten heeft tot doel het verschil te bepalen tussen de belastingen betaald op een loon en op een werkloosheidsvergoeding, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals de samenstelling van de gezinnen, de marginale aanslagvoet wanneer twee inkomens worden gecumuleerd, enz..
Er zij opgemerkt dat geen rekening wordt gehouden met de afgeleide budgettaire gevolgen die voortvloeien uit het multiplicatoreffect op de economische activiteit vanwege schommelingen in de werkloosheid.


De gemiddelde dagvergoeding van een werkloze wordt berekend op basis van de vergoeding van de uitkeringsgerechtigde werklozen, in de administratieve zin van het woord, met inbegrip dus van de oudere niet werkzoekende werklozen, de personen die vrijgesteld zijn omwille van sociale of familiale redenen, de deeltijdse werknemers, enz.. De niet-uitkeringsgerechtigde werklozen en diverse andere categorieën van steuntrekkers die in verband zouden kunnen worden gebracht met de werkloosheid, zoals de bruggepensioneerden of personen tewerkgesteld in het kader van verscheidene maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid, werden niet in aanmerking genomen.


Deze kost wordt geïndividualiseerd, in die zin dat hij geen rekening houdt met een reeks aan de werkloosheid verwante uitgaven zoals de uitgaven in het kader van het werkgelegenheidsbeleid, de bijkomende beroepsopleiding of de strategieën inzake herinschakeling in het arbeidscircuit, evenals de werkingskosten van de sociale parastatalen.

Het begrip gemiddelde budgettaire kost van een werkloze is nuttig om de globale gemiddelde impact van de werkloosheid op de overheidsfinanciën te ramen. Dit begrip biedt het voordeel dat het leidt tot een evaluatie waarin rekening wordt gehouden met de budgettaire minderontvangsten als gevolg van de lagere tewerkstelling. Bovendien is de daarbij toegepaste methodologie eenvoudiger en directer dan die van de econometrische modellen.


Het begrip gemiddelde jaarkost van een werkloze staat voortdurend in de belangstelling van de politieke instanties (er worden regelmatig parlementaire vragen gesteld), de sociale partners, de administraties, de universiteiten, de pers en zelfs particulieren en werd meestal goed begrepen en juist gebruikt. Dank zij de talrijke vragen en suggesties kon de aanpak in de loop van de opeenvolgende edities telkens weer worden verbeterd.


De gemiddelde budgettaire kostprijs van een werkloze mag echter niet worden gebruikt om eventuele subsidies in het kader van een actief werkgelegenheidsbeleid te bepalen. Het budgettaire rendement van de arbeidsplaatsen die hierdoor gecreëerd worden zal immers afhangen van de bijzondere kenmerken (in termen van lonen, heffingspercentages en werkloosheidsuitkeringen) van het marktsegment van de werkgelegenheid waarop de interventie van toepassing is. De impact op de overheidsfinanciën zou eveneens beïnvloed kunnen worden omdat de netto-werkgelegenheidscreatie lager uitvalt dan het bruto-effect doet vermoeden of omdat de arbeidscreatie aanleiding geeft tot een stijging van de beroepsbevolking.


Er moeten dus andere instrumenten worden gebruikt om dergelijke evaluaties te maken.

  Verwante documenten

    None

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

  JEL

None

  Keywords

None


Please do not visit, its a trap for bots