Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Een raming van de budgettaire impact van de afschaffing van de diplomabonificaties in de pensioenregeling van de administratie en het onderwijs [ REP_DIPLBONI_201310 - ]

In de pensioenregeling van de overheidssector worden de postsecundaire studiejaren in aanmerking genomen bij de bepaling van de loopbaanduur, en dit zowel op het niveau van de pensioenberekening als om het recht te openen op vervroegd rustpensioenen. Het voorliggende rapport evalueert de budgettaire gevolgen van een gedeeltelijke afschaffing (enkel gericht op de loopbaanvoorwaarden voor vervroegd rustpensioen) of een totale afschaffing (zowel gericht op de loopbaanvoorwaarden voor vervroegd rustpensioen als op de pensioenberekening) van dit diplomabonificatiesysteem.

  Auteurs

,
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Rapporten

Het rapport presenteert de werkzaamheden die het FPB binnen zijn expertisedomeinen verricht op verzoek van overheden of partners. 

In de pensioenregeling van de overheidssector worden de postsecundaire studiejaren in aanmerking genomen bij de bepaling van de loopbaanduur, en dit zowel op het niveau van de pensioenberekening als om het recht te openen op vervroegd rustpensioen. Die diplomabonificaties worden enkel toegekend indien een postsecundair diploma vereist is bij aanwerving of bij een latere promotie van de ambtenaar. De bonificaties komen overeen met de minimale studieduur die nodig is om het vereiste diploma te verkrijgen. Het voorliggende rapport van het Federaal Planbureau evalueert, op vraag van de heer Vice-Eerste Minister en Minister van Pensioenen, Alexander De Croo, de budgettaire gevolgen van een gedeeltelijke afschaffing (enkel gericht op de loopbaanvoorwaarden voor vervroegd rustpensioen) of een totale afschaffing (zowel gericht op de loopbaanvoorwaarden voor vervroegd rustpensioen als op de pensioenberekening) van dit diplomabonificatiesysteem. Die geleidelijke afschaffingen zijn uitgetekend volgens twee schema’s vanaf 2015: een vermindering van de studieduur die in aanmerking genomen wordt voor de loopbaanduurberekening met 6 maand per jaar en een vermindering van die duur met 1 jaar per 2 jaren. Deze evaluatie beperkt zich tot de pensioenuitgaven van de administratie en het onderwijs.

De geleidelijke afschaffing van de diplomabonificatie in de bepaling van de loopbaanduur die in aanmerking komt om recht te hebben op vervroegd rustpensioen zou een aantal begunstigden dwingen om hun pensionering uit te stellen. Na de overgangsperiode van de bestudeerde hervormingen vertaalt het pensioenuitstel zich in een vermindering met 1% van het aantal rechthebbenden op een rustpensioen van de administratie (in vergelijking met een scenario zonder afschaffing van de diplomabonificatie) en met ongeveer 4,5% in het onderwijs. Deze sterk uiteenlopende effecten weerspiegelen belangrijke verschillen tussen deze twee sectoren wat het profiel volgens studieniveau van gepensioneerden (en van de werkgelegenheid) betreft. Terwijl in de administratie een grote meerderheid (ongeveer 85% in het begin van de projectieperiode en ongeveer 65% op lange termijn) van de personen die op pensioen gaan ten hoogste een diploma secundair onderwijs bezitten, vertegenwoordigt die groep een kleine minderheid in het onderwijs (tussen 5 en 15% van de pensioneringen in het onderwijs). Merk op dat de omvang van het uitstel identiek verondersteld wordt in beide scenario’s inzake afschaffing van de diplomabonificaties omdat de beslissing om de pensionering uit te stellen in de overheidssector hoogstwaarschijnlijk slechts marginaal wordt beïnvloed door financiële overwegingen en de effectieve loopbanen op termijn aanzienlijk langer zullen zijn dan nu het geval is.

De twee scenario’s inzake de afschaffing van de diplomabonificaties daarentegen verschillen fundamenteel wat hun effecten op het gemiddeld pensioen betreft. De gedeeltelijke afschaffing van de diplomabonificaties vertaalt zich in een verlenging van de gemiddelde loopbaanduur die in aanmerking genomen wordt voor de pensioenberekening, in dit scenario betekent dat de studieduur inbegrepen (in vergelijking met een scenario zonder afschaffing van die bonificatie) en, bijgevolg in een verhoging van het gemiddeld pensioenbedrag van de nieuw gepensioneerden, dat bovendien wordt versterkt door een recentere en dus hogere referentiewedde (in een context van loongroei). Het scenario van totale afschaffing van de diplomabonificaties vertaalt zich daarentegen in een vermindering van het gemiddeld pensioenbedrag, gekenmerkt door een vermindering van de loopbaanduur die in aanmerking komt bij de pensioenberekening (met andere woorden is de verlenging van de effectieve loopbaanduur kleiner dan de gemiddelde studieduur), ondanks het feit dat men later met pensioen gaat. Op lange termijn zullen, naarmate steeds meer generaties gepensioneerden getroffen worden door de afschaffing van de diplomabonificaties, de effecten op het gemiddeld pensioenbedrag van de nieuw gepensioneerden en op het gemiddeld pensioenbedrag van alle gepensioneerden convergeren. Die effecten zijn een verhoging met 1% van het gemiddeld pensioenbedrag in de administratie en met 4% in het onderwijs in het scenario van gedeeltelijke afschaffing van de diplomabonificaties en een vermindering met 1% en 4% in die twee sectoren in het scenario van volledige afschaffing van de bonificaties (in vergelijking met een scenario waar de diplomabonificaties niet werden geschrapt). Merk ook op dat in het scenario van gedeeltelijke afschaffing van de diplomabonificaties, en meer uitgesproken in het onderwijs, het gemiddeld pensioenbedrag van het totaal aantal begunstigden van de regeling afneemt tijdens de overgangsperiode, ondanks een toename van het gemiddeld pensioenbedrag van de nieuwe begunstigden. Deze tegengestelde ontwikkelingen worden verklaard door het geringer gewicht van de recent gepensioneerden (waarvan het pensioenbedrag gemiddeld hoger is dan dat van de al langer begunstigden) in de gepensioneerde populatie van de regeling gedurende een overgangsperiode waarin de duur van de diplomabonificaties jaar na jaar wordt verminderd.

Wat de uitgaven betreft is de gerealiseerde besparing in het scenario van de gedeeltelijke afschaffing van de diplomabonificaties maximaal (in vergelijking met een scenario zonder afschaffing van die bonificaties) op het einde van de overgangsperiode (in 2022, het jaar waarin de modaliteiten van de afschaffing van de diplomabonificaties hun definitieve vorm aannemen). De vermindering van het aantal begunstigden veroorzaakt door de gedeeltelijke afschaffing van de diplomabonificaties bereikt dan zijn hoogtepunt. Vervolgens erodeert die besparing in de mate dat steeds meer generaties gepensioneerden zullen genieten van een hoger pensioen (dan dat zij zouden genoten hebben in een scenario zonder afschaffing van die bonificaties). In het scenario van de volledige afschaffing van de diplomabonificaties daarentegen, wordt de besparing versterkt na de overgangsperiode omdat steeds meer generaties gepensioneerden hun pensioen verminderd zullen zien.

Of het nu in het scenario van gedeeltelijke afschaffing is of in dat van volledige afschaffing van de diplomabonificaties, de twee faseringsmodaliteiten van de hervorming (vanaf 2015, ten belope van 6 maand per jaar of van 1 jaar elke 2 jaren) onderscheiden zich voornamelijk enkel op de oneven jaren van de overgangsperiode (2015, 2017, 2019 en 2021), de jaren waarin de modaliteiten van de afschaffing van de diplomabonificaties verschillen. Omwille van de aard van de gebruikte gegevens in het kader van dit rapport (discrete verdeling – per interval van 1 jaar – van de loopbaanduren) moeten de verschillen tussen de resultaten van de twee mogelijke modaliteiten gedurende de overgangsperiode in de scenario’s van de afschaffing van de diplomabonificaties, geïnterpreteerd worden met een zekere voorzichtigheid.

  Verwante documenten

    None

  Beschikbare gegevens

None

Please do not visit, its a trap for bots