Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Een vergelijkende analyse van de Input-Outputtabellen van 1995 en 2000 [ Working Paper 04-05 - ]

De Belgische input-outputtabel van 2000 werd onderworpen aan een traditionele input-output analyse. Bij deze analyse wordt een vergelijking gemaakt met de tabel van 1995 om economische evoluties te onderzoeken. Dit onderzoek is eenvoudiger dan een gelijkaardige vergelijking van de tabellen voor 1995 en 1990 in een vorige Paper, aangezien de tabellen voor 2000 en 1995 allebei opgesteld werden volgens het esr 1995 stelsel van nationale rekeningen.

  Auteurs


 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Working Papers

De Working Paper presenteert een studie of analyse die het FPB op eigen initiatief uitvoert.

Zowel de beschrijvende als de analytische vorm van de input-outputtabellen wordt bestudeerd en vergeleken. De beschrijvende vorm geeft de waargenomen kostenstructuur van de bedrijfstakken weer: de toegevoegde waarde van elke bedrijfstak en de aankopen van intermediaire producten (goederen en diensten die binnen een korte termijn volledig verbruikt of verwerkt worden in het productieproces) van andere bedrijfstakken of buitenlandse producenten. Het aandeel van de binnenlandse productie en invoer dat bestemd is voor de bestanddelen van de zogenoemde finale vraag (consumptie, investeringen, uitvoer) wordt ook gegeven. De toegevoegde waarde die wordt voortgebracht binnen elke bedrijfstak is zijn zogenoemde waargenomen (of ogenschijnlijke) aandeel in het bbp.


De analytische vorm van de input-outputtabellen geeft de zogenoemde gecumuleerde kostenstructuren van de bedrijfstakken weer. Hij geeft de rechtstreekse en onrechtstreekse toegevoegde waarde gecreëerd in alle bedrijfstakken, alsook de intermediaire invoer van alle bedrijfstakken die wordt op gang gebracht door de leveringen aan de finale vraag van één bepaalde bedrijfstak. Die onrechtstreekse gevolgen zijn het resultaat van een kettingproces van intermediaire leveringen die worden op gang gebracht door een oorspronkelijke finale vraag. De totale toegevoegde waarde die wordt voortgebracht door de leveringen aan de finale vraag van één bepaalde bedrijfstak, kan worden beschouwd als zijn zogenoemde analytische aandeel in het bbp.


Vermits de tabellen van 1995 en 2000 allebei gebaseerd zijn op het esr 1995 stelsel van nationale rekeningen, kunnen ze gemakkelijker met elkaar worden vergeleken. Toch is er nog een aanzienlijk obstakel voor de vergelijking van beide tabellen: ze werden namelijk berekend tegen lopende prijzen (en niet tegen constante prijzen). Dat betekent dat prijseffecten niet onderscheiden kunnen worden van technologische of structurele veranderingen.


Een opvallend verschil tussen 2000 en 1995 is het grotere aandeel van de invoer : het aandeel van de invoer in de finale vraag en het aandeel van intermediaire invoer in de totale waargenomen of gecumuleerde kosten van de bedrijfstakken nemen toe. In 1995 werd 18 % van de totale finale vraag geïmporteerd, in 2000 was dat 21 %. De stijging van het aandeel van de intermediaire invoer is over het algemeen groter in de verwerkende nijverheid, de bouwsector en de distributiesector dan in diensten aan bedrijven en andere diensten. De omvang van die stijging van de intermediaire invoer verschilt van bedrijfstak tot bedrijfstak. Over het algemeen noteren we echter een hoger intermediair gebruik van geïmporteerde ruwe olie, geraffineerde olieproducten, chemische producten (alle drie grotendeels toe te schrijven aan prijseffecten) en van diensten aan bedrijven. Dat laatste is een nieuw verschijnsel. De stijging van het intermediair gebruik van diensten aan bedrijven is dan wel een verschijnsel op lange termijn, maar voor het eerst is de stijging grotendeels toe te schrijven aan ingevoerde diensten.


Afgaande op de beschrijvende vorm van de input-outputtabel leveren de belangrijkste bedrijfstakken in 2000 de volgende ogenschijnlijke bijdrage aan het bbp: landbouw (1 %), verwerkende nijverheid (25 %), bouwsector (7 %), distributiesector (20 %), diensten aan bedrijven (24 %), en andere diensten (23 %). De analytische bijdragen zijn: landbouw (1 %), verwerkende nijverheid (30 %), bouwsector (7 %), distributiesector (20 %), diensten aan bedrijven (17 %), en andere diensten (25 %). De verschillen tussen die twee benaderingen zijn het grootst voor de verwerkende nijverheid en de diensten aan bedrijven. De analytische bijdrage van de verwerkende nijverheid is veel groter dan zijn ogenschijnlijke bijdrage. Het omgekeerde geldt voor de diensten aan bedrijven. De reden hiervoor is het grote intermediair gebruik dat de verwerkende nijverheid maakt van diensten aan bedrijven. Dat intermediair gebruik ligt hoger dan het intermediair gebruik van productiegoederen door de sector ‘diensten aan bedrijven’. Dat fenomeen noemen we de ‘intermediary gap’(intermediaire kloof).


Vergeleken met 1995 is de ogenschijnlijke bijdrage van de verwerkende nijverheid aan het bbp gedaald (van 26 % naar 25 %), terwijl die van de diensten aan bedrijven gestegen is (van 22 % naar 24 %). De analytische bijdrage van de verwerkende industrie is echter onveranderd gebleven. Dat is te verklaren doordat de ‘intermediary gap’ inzake bbp groter geworden is. Vergelijkbare resultaten worden verkregen wanneer de bijdragen aan het bbp vertaald worden in bijdragen aan de totale binnenlandse werkgelegenheid.

  Verwante documenten

    None

  Beschikbare gegevens

None

Please do not visit, its a trap for bots