Page Title

Publicaties

Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.

Versnellen de maatregelen die een eerste werkervaring mogelijk maken de uitstroom van werkloosheid naar werk? Een analyse van drie maatregelen in het Brussels Gewest [ Working Paper 06-19 - ]

In deze studie bestuderen we de impact van drie werkgelegenheidsmaatregelen op de inschakeling van jonge Brusselse werkzoekenden op de arbeidsmarkt. De evaluatie beoogt na te gaan of de maatregelen de overgang van werkloosheid naar langdurig werk voor jonge werkzoekenden zonder beroepservaring hebben versneld. We gebruiken een duurmodel dat nadien gekoppeld is aan een matchingmodel. Hoewel een groot aantal begunstigden dankzij de maatregelen een grotere kans heeft om uit stromen uit de werkloosheid, is dat niet altijd het geval, meer bepaald voor de hooggeschoolden. Door een bijkomende afstemming die rekening houdt met de werkloosheidsduur kunnen de maatregelen voor deze groepen, in sommige gevallen, doeltreffender worden gemaakt.

  Auteurs

,
 
A : Auteur, C : Contribuant

  Publicatietype

Working Papers

De Working Paper presenteert een studie of analyse die het FPB op eigen initiatief uitvoert.

De impactevaluatie van een werkgelegenheidsmaatregel bestaat erin een antwoord te formuleren op de volgende vraag: in welke mate verschillen de kansen op werk van de begunstigden als zij geen gebruik hadden gemaakt van de maatregel? De impactevaluatie wil met andere woorden het oorzakelijk verband meten tussen de maatregel en de waargenomen resultaten. In een context van rationalisering van de uitgaven, is de impactevaluatie van de werkgelegenheidsmaatregelen van groot belang. Het doel van die evaluatie is na te gaan of de doelstellingen van de maatregelen worden bereikt, met name of zij de situatie van de begunstigden op de arbeidsmarkt verbeteren.

In deze studie werden drie Brusselse werkgelegenheidsmaatregelen geanalyseerd die deel uitmaken van de Strategie GO4Brussels en die het mogelijk maken een eerste werkervaring op te doen: de instapstage, de individuele beroepsopleiding (IBO) en de startbaanovereenkomst (SBO). De instapstage is de goedkoopste en meest gebruikte maatregel door de jongeren en is in de eerste plaats bedoeld om de begunstigden vertrouwd te maken met de arbeidsmarkt. Ze wordt vooral gebruikt door jongeren onder de 25 jaar, meestal door jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs en in mindere mate door laaggeschoolden. De IBO, waarvoor er geen toekenningsvoorwaarde is op het vlak van opleidingsniveau, heeft betrekking op een groot aantal jongeren met een diploma hoger onderwijs. Het doel van de IBO reikt verder dan de inschakeling van de werkzoekenden op de arbeidsmarkt aangezien deze maatregel ook een betere afstemming van het aanbod en de vraag naar werk nastreeft via het verwerven van ontbrekende vaardigheden. Tot slot wordt de SBO, die ook de duurste maatregel is, hoofdzakelijk gebruikt door de Brusselse overheidsinstellingen. De betrokken werkzoekenden zijn vooral jonge laag- of middelhooggeschoolde mannen.

Concreet bestaat de gekozen evaluatiemethodologie erin een contrafeitelijke situatie te reproduceren die in werkelijkheid niet bestaat en na te gaan wat er zou gebeurd zijn als de jongeren die aan de onderzochte maatregelen hebben deelgenomen, er niet aan hadden deelgenomen. De reële situatie met deelname aan de maatregelen kan dus worden vergeleken met de contrafeitelijke situatie en het verschil kan worden toegeschreven aan de deelname aan de maatregelen. Deze contrafeitelijke situatie wordt geraamd op basis van een controlegroep die jongeren bevat die gelijken op de deelnemers, maar die niet hebben deelgenomen aan de maatregelen. Meer specifiek beoogt deze studie een antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag: ‘zijn de jonge werkzoekenden die aan die maatregelen hebben deelgenomen sneller uitgestroomd naar langdurig werk dan wanneer ze daaraan niet hadden deelgenomen?’. Langdurig werk wordt in deze studie gedefinieerd als werk van minstens zes maanden.

In onze evaluatiemethode moesten verschillende keuzes worden gemaakt en het is belangrijk om deze in gedachten te houden bij de interpretatie van de resultaten. De periode van deelname aan de maatregelen wordt beschouwd als een periode van werkloosheid waarin de werkzoekende in de maatregel investeert en geen werk zoekt. Deze keuze is gemaakt om de maatregelen niet als een doel op zich te beschouwen, maar om de impact ervan op het toekomstige beroepstraject van de begunstigden te analyseren. Om de uitstroom naar werk te versnellen, is het noodzakelijk dat het positief ‘post-participation-effect’ voldoende groot is om deze ‘locking-in’-periode te compenseren. Dit betekent dat, zelfs als een maatregel na de beëindiging ervan een uitstroom naar werk mogelijk maakt, het niet zeker is dat die uitstroom sneller verloopt dan wanneer de werkzoekende tijdens de deelnameperiode naar werk was blijven zoeken of aan een andere maatregel had deelgenomen.

Uit de resultaten blijkt dat de instapstage de kans op langdurig werk aanzienlijk vergroot voor jongeren met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs en voor degenen met een buitenlands diploma. Anderzijds versnelt de maatregel de doorstroming van jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs gemiddeld niet. Dit betekent dat jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs zonder de hulp van deze maatregel gemiddeld net zo snel uit de werkloosheid zouden zijn geraakt. Wanneer de resultaten echter worden geanalyseerd op basis van de werkloosheidsduur vóór het begin van de deelname aan de instapstage, blijkt dat de instapstage de uitstroom van middelhooggeschoolde jongeren die tussen de 6e en 12e maand van de beroepsinschakelingstijd hebben deelgenomen, heeft versneld.

De IBO versnelt de uitstroom naar werk, behalve voor jongeren met een diploma hoger onderwijs. De IBO vertraagt meer bepaald de uitstroom van hooggeschoolde jongeren naar werk. Zelfs als deze jongeren na de deelnameperiode werk vinden, zou een meerderheid van de jongeren sneller een duurzame baan hebben gevonden zonder de IBO. Deze resultaten worden bevestigd, ongeacht de werkloosheidsduur vóór de deelname aan de maatregel. Hoewel deze maatregel minder betrekking heeft op de zeer laaggeschoolde jongeren, toont die een zeer positieve impact voor de jongeren met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.

Uit de resultaten voor de SBO blijkt dat die maatregel geen globale impact heeft op langdurig werk. Het feit dat de aanspraak op deze maatregel niet afhangt van de werkloosheidsduur en dat de maatregel een of zelfs twee jaar duurt, versterkt opnieuw het negatieve ‘locking-in-effect’. Uit onze analyse blijkt dat deze maatregel doeltreffend is in vergelijking met een controlegroep die in de werkloosheid verzeild geraakt is. Maar ook al zijn de ‘post-participation-effecten’ zeer positief, lijkt het zoeken naar werk of een deelname aan een andere maatregel tijdens de participatieperiode gemiddeld een gelijkwaardig resultaat op te leveren qua uitstroom naar duurzaam werk. Bovendien zijn de positieve ‘post-participation-effecten’ zeer sterk geconcentreerd op het tijdstip direct na de uitstroom uit de maatregel en hebben ze met name betrekking op jongeren die blijven werken voor dezelfde werkgever waar de SBO plaatsvond.

De aanbevelingen die voortvloeien uit deze studie hebben hoofdzakelijk betrekking op de doelgroepen. Uit de resultaten blijkt immers dat de maatregelen heterogene effecten vertonen naargelang het opleidingsniveau van de begunstigden. Laaggeschoolde jongeren halen meer voordeel uit de instapstages en laag- en middelhooggeschoolde jongeren halen meer voordeel uit de IBO’s. De SBO’s lijken meer geschikt voor jongeren die het risico lopen verzeild te raken in de werkloosheid (laaggeschoolde jongeren, maar ook jongeren die gedurende een bepaalde tijd werkloos zijn). Door de maatregel prioritair op die doelgroepen te richten kan de doeltreffendheid ervan op het vlak van de inschakeling op de arbeidsmarkt worden verhoogd. Voor groepen waarvoor de maatregelen minder doeltreffend zijn, kan een nauwkeurigere doelgerichte aanpak worden ingevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met zowel het opleidingsniveau als de werkloosheidsduur. Zo kunnen bijvoorbeeld hooggeschoolde jongeren pas na een bepaalde periode in aanmerking komen.

Deze studie werd verwezenlijkt dankzij financiering door het BISA. De auteurs
bedanken S. Cipriano van het BISA voor de coördinatie en de opvolging van het project, alsook M. De
Villers en J. François van view.brussels (Actiris) voor de gebruikte gegevens en de begeleiding van het
project. We bedanken eveneens V. Maghe (BISA) en B. Laine (FBP) voor onze discussies over de
methodologie en de deelnemers aan de vergaderingen van het begeleidingscomité voor hun
opmerkingen en suggesties tijdens de verschillende presentaties van de voorlopige resultaten. We
willen ook de medewerkers van Actiris, Bruxelles Formation, de VDAB, de Federaties van bouw en
verkoop en de medewerkers van de kabinetten van de ministers Vervoort en Gosuin bedanken voor
hun deelname aan de kwalitatieve interviews.

  Beschikbare gegevens

None

Please do not visit, its a trap for bots