Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

De gewaarborgde minimumuitkeringen: een vergelijking met armoederisicodrempels (17/10/2002)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Armoedebestrijding is een beleidsdomein dat momenteel veel aandacht krijgt op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In zijn recentste kwartaalpublicatie, Short-Term Update, gaat het Federaal Planbureau (FPB) het niveau van de uitkeringen na die tegen armoede beschermen. In het bijzonder worden de gewaarborgde minimumuitkeringen in België vergeleken met verschillende armoederisicodrempels.

In de eerste plaats moet het multidimensionale karakter van armoede benadrukt worden. Armoede kan worden beschouwd als een netwerk van sociale uitsluiting dat meerdere aspecten van het leven treft (bijvoorbeeld het inkomen, gezondheid, werk enz.). Een logisch gevolg hiervan is dat het niveau van een algemeen aanvaard minimumwelzijn, niet bereikt wordt. In een markteconomie waar geld een belangrijke rol speelt, is het moeilijk om onder een bepaalde inkomensgrens een bevredigend welzijnspeil te bereiken. In voorkomend geval bestaat de kans dat men in een armoedesituatie terechtkomt zoals hierboven werd omschreven. Daarom wordt de inkomensgrens ook de armoederisicodrempel genoemd.

Zijn onze gewaarborgde minimumuitkeringen voldoende om armoedesituaties te vermijden? Een methode die hierop een antwoord kan geven, is het bedrag van die uitkeringen te vergelijken met de verschillende armoederisicodrempels die op basis van een representatieve enquête over de inkomensverdeling bij de bevolking berekend worden. In het onderhavige geval worden de gegarandeerde minimumuitkeringen (bestaansminimum, gewaarborgd inkomen voor bejaarden en gewaarborgde gezinsbijslag) die in België aan bepaalde gezinnen worden toegekend, vergeleken met drie armoederisicodrempels (namelijk 50, 60 en 70 % van het equivalent mediaan inkomen). Om die drempels te bepalen, werd er rekening gehouden met de omvang en de samenstelling van het gezin. Ze werden berekend op basis van de gegevens van de European Community Household Panel geldend voor het jaar 1997, zoals vermeld in het Belgisch Nationaal Actieplan voor Sociale Insluiting 2001-2003.

Eurostat beschouwt de inkomensgrens van 60 % van het equivalent mediaan inkomen als het inkomensniveau waaronder mensen een risico op armoede lopen. In 1997 bevond 15,5 % van de Belgische bevolking zich onder die inkomensgrens. Voor de grenzen van 50 en 70 % was dat respectievelijk 10,1 en 24,2 %.

In 1997 lagen de verschillende beschouwde uitkeringen allemaal onder de grens van 60 %. Het bestaansminimum en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden bedroegen dat jaar 74 % van de overeenkomstige grens (684 EUR per maand) voor een alleenstaande en 66 % van de overeenkomstige grens (1026 EUR per maand) voor een gezin dat uit twee volwassenen bestaat. Het bestaansminimum dat verhoogd werd met de gewaarborgde gezinsbijslag, bedroeg voor een alleenstaande met een kind 90 % van de inkomensgrens (890 EUR per maand). Wanneer die uitkeringen vergeleken worden met de armoederisicodrempel van 50 en 70 % van het equivalent mediaan inkomen, nemen die percentages gemiddeld met 15 % toe en dalen gemiddeld met 11 %. Bijgevolg benaderen die uitkeringen de armoederisicodrempel van 50 %. Ze liggen zelfs iets hoger voor een alleenstaande met één of twee kinderen ten laste. De uitkering voor dit gezinstype komt ongeveer overeen met 107 % van de grens van 50 %. Er kan dus voor 1997 vastgesteld worden dat de Belgische wetgeving impliciet de inkomensgrens van 50 % van het equivalent mediaan inkomen benaderde. Ondanks die inkomensgarantie bevond 10,1 % van de bevolking zich dat jaar onder die grens.

Voor zover de enquêtegegevens representatief zijn en de parameters voor de berekening van de inkomensgrens geldig zijn, suggereren deze cijfers dat de bovenvermelde uitkeringen onvoldoende kunnen zijn om de kans op armoede te voorkomen. Uit de analyse blijkt echter niet of het mogelijk is om met die uitkeringen al dan niet de goederen en diensten te verwerven die nodig zijn voor een minimale integratie in de Belgische maatschappij. Bovendien houdt ze geen rekening met de impact van de toegang tot de openbare diensten en overige sociale voorzieningen. Deze analyse is gebaseerd op gegevens van 1997, het referentiejaar van het Belgisch Nationaal Actieplan voor Sociale Insluiting 2001-2003, voor wat de armoederisicodrempel betreft. Toekomstige studies die gebaseerd zullen zijn op bijkomende en geactualiseerde informatie, zullen het mogelijk maken die verschillende problematieken aan te snijden zodat er geschikte aanbevelingen geformuleerd kunnen worden om armoede te bestrijden.

Er dient echter op gewezen te worden dat de wetgeving op het bestaansminimum in 2002 werd gewijzigd. Die uitkering werd omgedoopt tot leefloon en werd met 4 % verhoogd. De maatschappelijke integratie van in het bijzonder jongere begunstigden van het leefloon, zal worden beoogd via het aanbieden van een aangepaste job of werkervaring.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots