Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Short Term Update 04-00 (23/11/2000)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Het Federaal Planbureau publiceerde zopas het november-nummer van de kwartaalpublicatie “Short Term Update”. Hieronder worden twee punten uit deze publicatie nader toegelicht.

Snelle updating economische vooruitzichten 2000-2001

De bijgewerkte economische vooruitzichten voor 2000-2001 zijn tot stand gekomen als een snelle updating van de juli-vooruitzichten, rekening houdend met de recente ontwikkelingen op het internationale vlak (hardnekkige stijging van de olieprijzen, voortdurende depreciatie van de euro en sterke groei van de internationale handel) en de belangrijkste maatregelen genomen in het kader van de begroting 2001.

Wat de reële groei van het bbp betreft, zijn de herzieningen in vergelijking met de juli-vooruitzichten bijzonder klein. Dit jaar zou het reële bbp met 3,8% toenemen - dit is de hoogste economische groei sinds 1988 - terwijl voor volgend jaar een toename met 3,2% verwacht wordt. De groei zou voornamelijk gedreven worden door de uitvoer en de privé-consumptie. Beide waren tijdens het eerste halfjaar van 2000 opvallend dynamisch, maar bereikten hun cyclische top rond het midden van het jaar, en zouden gaandeweg terugkeren naar een meer trendmatig groeitempo. Deze vertraging zou tijdens het tweede halfjaar van 2000 aanleiding geven tot een afname van de jaar-op-jaar groei tot ongeveer 3% (tegenover 5% in het eerste halfjaar), wat echter nog steeds een gespierde groei is.

Volgend jaar zou het globale economische klimaat gunstig blijven. De buitenlandse vraag zou, ondanks een lichte vertraging op onze voornaamste buitenlandse afzetmarkten (Europa en VS), een groei kennen die het gemiddelde van het afgelopen decennium ruim overtreft. Net als dit jaar en in tegenstelling tot wat over het algemeen gedurende de voorbije twintig jaar het geval was, zouden de Belgische uitvoerders volgend jaar nauwelijks marktaandelen verliezen, dit als gevolg van de verbetering van de prijscompetitiviteit die voortvloeit uit de depreciatie van de euro en de beheersing van de binnenlandse kosten. Bovendien bevat de begroting 2001 verlagingen van belastingen en sociale bijdragen en een aantal verhogingen van sociale uitkeringen die zullen bijdragen tot de groei van het beschikbaar gezinsinkomen in 2001 (effect geraamd op ongeveer 0,4 procentpunt op basis van de geïncorporeerde maatregelen van de begroting 2001 zoals die nu gekend zijn). Deze gunstige context wordt verder versterkt door het feit dat het dit jaar waargenomen koopkrachtverlies als gevolg van de hogere energierekening zich volgend jaar niet zou herhalen.

Het beschikbaar gezinsinkomen zou bovendien ondersteund worden door een forse toename van de werkgelegenheid. De groei van de werkgelegenheid die sedert 1995 waargenomen wordt, zou volgend jaar aanhouden tegen het ritme van dit jaar (toename met ongeveer 1,4%), als gevolg van de krachtige economische groei en de maatregelen gericht op de bevordering van de werkgelegenheid. Het arbeidsaanbod zou ondersteund worden door een toename van de participatiegraad, waardoor de spanningen op de arbeidsmarkt beperkt zouden blijven.

De combinatie van hogere olieprijzen en een zwakke euro heeft geleid tot een opwaartse herziening van de inflatievooruitzichten voor dit en volgend jaar. Het algemeen indexcijfer der consumptieprijzen zou volgend jaar met 1,9% toenemen, na een stijging met 2,5% dit jaar. Blijkbaar beginnen de gestegen invoerpijzen inderdaad door te sijpelen in de onderliggende inflatie. Op basis van de maandelijkse vooruitzichten voor het verloop van de gezondheidsindex zou de spilindex in de overheidssector overschreden worden in juli 2001.

Rekening houdend met de begroting 2001 en de hierboven geschetste macro-economische omgeving (en de opbrengsten uit de veiling van de UMTS licenties niet meegerekend), zou het financieringssaldo van de globale overheid, na plusminus een evenwicht dit jaar, volgend jaar op een overschot uitkomen.

De belangrijkste onzekerheden waarmee deze vooruitzichten omgeven zijn, hebben in essentie te maken met de internationale financiële omgeving voor volgend jaar. Daar bovenop dient ook gewezen te worden op de onzekerheid omtrent de toekomstige loonontwikkeling in België, die, indien deze de loonstijgingen van de belangrijkste handelspartners zou overtreffen, een verslechtering van de competitiviteit van de Belgische uitvoer zou betekenen.
 

Ontwikkeling van de productiemethodes van elektriciteit tegen 2020-2030

De voorgestelde resultaten komen uit een uitgebreider onderzoek waarin langetermijnvooruitzichten van de vraag, het aanbod en de energieprijzen in België worden geanalyseerd.

Op basis van een vergelijkende studie van verschillende bestaande energiemodellen werd er voor gekozen drie energiescenario’s voor België te analyseren met behulp van het PRIMES-model, dat voor de Europese Commissie ontwikkeld werd. De scenario’s werden in het FPB gedefinieerd en door de Universiteit van Athene (ontwerper en exploitant van het model) gesimuleerd. De drie scenario’s geven alternatieve ontwikkelingen van de energietoekomst van België met als doel de politieke besluitvormers te wijzen op eventuele gevolgen van hun beslissing om de kerncentrales te ontmantelen en de koolstofuitstoot (CO2), overeenkomstig de verbintenissen van Kyoto, te verminderen.

De scenario’s steunen op een reeks hypothesen ondermeer inzake de investerings- en exploitatiekosten van de verschillende technologieën voor elektriciteitsproductie, de te verwachten technologische ontwikkelingen en de evolutie van de energieprijzen op de internationale markten. Hoewel zij steunen op specifieke studies brengen die hypothesen onvermijdelijk een zekere dosis onzekerheid mee in de resultaten.

Hier volgen de opvallende ontwikkelingen die uit de scenario’s voortvloeien:

  • Onafhankelijk van de beleidskeuze zou het aandeel van de elektriciteitsproductie in gasturbines met gecombineerde cyclus (STEG) en in kleine gasturbines sterk groeien ten nadele van de andere types van centrales. Het aandeel van de conventionele thermische centrales in de elektriciteitsproductie zou in het bijzonder sterk terugvallen (tot minder dan 5% in 2020 tegenover 34% in 1995). Het hoge thermische rendement en de lage investeringskosten van de STEG zouden hun ontwikkeling, binnen een vrijgemaakte markt, in de hand werken. Dankzij de technische vooruitgang, die het mogelijk moet maken de optimale werkingsgrootte van de elektriciteitscentrales te verminderen, zou de warmtekrachtkoppeling (gelijktijdige productie van elektriciteit en warmte) van de autoproducenten (ondernemingen die zelf in hun eigen elektriciteitsbehoefte voorzien) zich sterk ontwikkelen. Hierdoor zou de doorbraak van de kleine gasturbines moeten worden bevorderd waardoor een grotere decentralisatie van de elektriciteitsproductie van start kan gaan. Dankzij de snelle doorbraak van de gasturbines zou de gemiddelde efficiëntie van de elektriciteitsproductie tegen 2020-2030 gevoelig stijgen. 
     
  • En het scenario dat overeenstemt met de beleidskeuzen uit het Belgische regeerakkoord van 7 juli 1999 om de kerncentrales ouder dan 40 jaar te ontmantelen, zou België in 2015 voor het eerst keuzen moeten maken inzake de vervanging van het elektronucleaire park. In 2030 zouden de kerncentrales volledig ontmanteld moeten zijn. Vanuit een strikt economisch oogpunt, dus alleen rekening houdend met de rechtstreekse investerings- en exploitatiekosten uit het PRIMES-model, blijken de nieuwe steenkooltechnologieën (superkritische en ultra-superkritische centrales) het beste alternatief voor kernenergie te zijn. 
     
  • Indien België het elektronucleaire park zou vervangen door de goedkoopste technologieën (met steenkool) zou de CO2-uitstoot van de elektriciteitssector, vergeleken met de huidige toestand, aanzienlijk toenemen. In 2030 zou de CO2-uitstoot als gevolg van de elektriciteitsproductie tweemaal zo hoog zijn als die in een scenario waarin de capaciteit van de kerncentrales op zijn huidig peil behouden zou worden.
    Indien België op lange termijn de in Kyoto vastgelegde doelstelling inzake de uitstootvermindering wil naleven, dringt zich een belangrijke ontwikkeling van hernieuwbare energievormen en alternatieve technologieën op. De elektriciteitsproductie op basis van waterkrachtcentrales en windturbines moet dan tegen 2030 sterk aangroeien. De geografische en klimatologische omstandigheden beperken echter het groeipotentieel van die technologieën tot ongeveer 10% van de elektriciteitsproductie (in 2030). De "fuel cells" (rechtstreekse omzetting van chemische energie in gelijkstroom) vormen een alternatieve productiemethode van elektriciteit, die zich tegen 2030 veel meer zou kunnen ontwikkelen dan de hernieuwbare energievormen. Om economische redenen zou de ontwikkeling van die technologieën niet voortvloeien uit een "spontane" evolutie van de markten. Zij vereist maatregelen om het gebruik van koolstofrijke brandstoffen en minder milieuvriendelijke technologieën te ontmoedigen (CO2-taks, beperking van de uitstoot, enz.).

 

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots