Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Het Federaal Planbureau onderzoekt de gevolgen van het beleid van loonlastenverlagingen voor de lage-loontewerkstelling (31/05/2001)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Het federaal beleid van loonlastenverlagingen in de marktsector steunt op twee pijlers. Enerzijds is er een structurele maatregel die een algemene, onvoorwaardelijke, patronale bijdrageverlaging in zowel de profit- als non-profitsectoren op middellange termijn uitstippelt. Anderzijds zijn er een rist voorwaardelijke speciale maatregelen - toegespitst op bepaalde non-profitsectoren (de Sociale Maribel-operatie) of bepaalde categorieën van werklozen (dienstenbanen, voordeelbanen, plan-plus-banen, startbanen).

De hoofdidee van de structurele maatregel is enkele oudere lastenverlagende programma’s - m.n. de maribeloperatie en de lageloonmaatregel - te harmoniseren en uit te breiden naar andere categorieën werknemers (naast handarbeiders nu ook hoofdarbeiders) en sectoren (als gevolg van de uitbreiding naar hoofdarbeiders) via een weloverwogen en welomschreven overgangsfase. Ex ante is de structurele vermindering goed voor 91,4 miljard in 2000, geleidelijk oplopend tot 135,3 miljard in 2006.

De vijf belangrijkste speciale tewerkstellingscategorieën zijn de dienstenbanen, de plan-plus-1-plus-2-plus-3-banen, de voordeelbanen, de startbanen en de Sociale Maribel-banen. In tegenstelling met de structurele vermindering is hun toepassing gebonden aan voorwaarden m.b.t. bijkomende tewerkstelling, het statuut van de werknemers en de aard van de bedrijven. Een ander verschil is dat naast een vermindering van de patronale socialezekerheidsbijdragen ook bijkomende loonsubsidies aan de speciale tewerkstelling worden toegekend (activering van werkloosheidsvergoedingen en gebruik van de Sociale Maribel-fondsen).

Het forfaitaire karakter van de structurele vermindering impliceert een relatief grotere verlaging van de lageloonlasten dan van de hogeloonlasten in vergelijking met de wettelijk verschuldigde socialezekerheidsbijdragen. In die zin wordt de filosofie van de voormalige lageloonmaatregel verdergezet. Toch staat de vraag naar lageloonarbeid in gewone jobs op middellange termijn langs twee kanten onder druk wegens de aard van de structurele vermindering en de speciale tewerkstellingsprogramma’s.

Enerzijds zal omwille van de aard van de structurele vermindering de aantrekkelijkheid van hogeloonwerknemers voor de werkgevers relatief toenemen ten nadele van lageloonwerknemers op middellange termijn. Ter illustratie, de ex ante structurele vermindering voor de lageloontewerkstelling (excl. gezondsheidszorg) stijgt van 34,8 miljard in 2000 tot slechts 36,6 miljard in 2006. Dat komt neer op een procentuele vermindering van de lageloonkost met 6,5 in 2000 en slechts 5,0 procent in 2006. Daarentegen stijgt de ex ante structurele vermindering voor de hogeloontewerkstelling (excl. gezondsheidszorg) van 51,5 miljard naar 93,3 miljard in dezelfde periode. Dat betekent een verhoging van de procentuele lastenverlaging van de hogeloonkost van 1,9 procent in 2000 naar 2,3 procent in 2006. Twee elementen spelen hier. Ten eerste is de maatregel verbonden aan niet-geïndexeerde brutoloongrenzen zodat louter ten gevolge van stijgende loonvoeten de procentuele loonlastenverlaging voor gewone lageloners in de tijd zal dalen. Ten tweede komt de maatregel voor de hoofdarbeiders trager op kruissnelheid dan voor handarbeiders. In de mate dat hoofdarbeiders beter betaald worden dan handarbeiders zal de procentuele loonlastenverlaging voor hogeloonverdieners later op kruissnelheid komen dan voor lageloonverdieners.

Anderzijds blijven de speciale tewerkstellingsprogramma’s even genereus in termen van loonsubsidies en vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen of worden nog voordeliger, zodat ook daarom een substitutie ten nadele van gewone lageloonarbeid kan optreden. Aangezien een deel van de speciale programma’s zich ook richt naar lageloonarbeid, hoeft de totale lageloontewerkstelling niet te dalen. Wel is een verschuiving van lageloontewerkstelling in gewone jobs naar voorwaardelijk gesubsidieerde lageloonjobs waarschijnlijk.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots