Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Vergrijzing van de bevolking en overheidsfinanciën: het Federaal Planbureau herinnert aan het belang van de extra-demografische factoren (19/05/2000)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Het rapport “Replacement Migrations”, dat door de afdeling “Bevolking” van de Verenigde Naties werd voorbereid, geeft aan dat de Europese landen een beroep zouden moeten doen op immigratie om het toekomstige aandeel van bejaarden in hun bevolking te stabiliseren. Zo niet, zou door de toename van het aantal bejaarden als gevolg van de langere levensverwachting, de toetreding tot de derde leeftijd van de baby-boomgeneratie en de daling van het aantal jongeren, de verhouding tussen gepensioneerden en actieven toenemen. Hierdoor zou de financiële leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels in de toekomst in het gedrang kunnen komen.

Hoewel de weerslag van de bevolkingsontwikkeling op het financiële evenwicht van de wettelijke pensioenstelsels vanzelfsprekend aanzienlijk is, zijn er nog andere factoren die een belangrijke rol spelen. Het Federaal Planbureau houdt rekening met die andere factoren bij zijn periodieke analyse van de budgettaire weerslag van de vergrijzing; de besluiten van die studies zijn meer genuanceerd dan die welke de Verenigde Naties vooropstellen.

De vooruitzichten van het Federaal Planbureau inzake de financiële leefbaarheid op lange termijn van de overheidsfinanciën steunen zo ook op bevolkingsvooruitzichten waarvan de hypothesen voor wat de ontwikkeling van het geboortecijfer, de levensverwachting en de migratie betreft, werden voorbereid door groepen van binnenlandse experts, die in die verschillende domeinen gespecialiseerd zijn. In het basisscenario, dat in de laatst gepubliceerde bevolkingsvooruitzichten gebruikt werd, zou de netto-immigratie op korte en middellange termijn ongeveer 10 000 eenheden per jaar bedragen en nadien geleidelijk afnemen. Een dergelijke hypothese verschilt van de uitzonderlijk lage en weinig realistische immigratiecijfers (zelfs nul vanaf 2020) die de Verenigde Naties in hun basisprojectie hanteren. Bovendien - en dat verschil in methodologie is ongetwijfeld nog belangrijker - houdt het Federaal Planbureau ook nog rekening met de sociaal-economische en macro-economische variabelen, het sociale beleid, het begrotingsbeleid en de reglementaire parameters in de verschillende takken van de sociale zekerheid.

Vijf belangrijke extra-demografische factoren spelen mee in de leefbaarheid op lange termijn van de Belgische overheidsfinanciën. De vier eerste hebben betrekking op de “budgettaire kosten van de vergrijzing” - namelijk de stijging van de aan de leeftijd gebonden sociale uitgaven gedurende een bepaalde periode in percent van het bruto binnenlands product (bbp); de vijfde slaat op de ontwikkeling van het totale overheidstekort en van de totale overheidsschuld.

Vooreerst wordt er met alle sociale uitgaven rekening gehouden - in plaats van alleen maar met de pensioenuitgaven. De bevolkingsontwikkeling heeft immers een weerslag op bijna alle takken van de sociale zekerheid, soms in omgekeerde richting: hoewel de vergrijzing de pensioenuitgaven en de uitgaven voor gezondheidszorg doet toenemen, leidt ze daarentegen tot een vermindering van de uitgaven in de andere takken van de sociale zekerheid. Bovendien maakt het “globale beheer van de sociale zekerheid” het onderscheid tussen de ontvangsten van elk van die takken volmaakt theoretisch.

De tweede factor heeft te maken met de weerslag van de berekeningsparameters van de pensioenen op het groeipercentage van het gemiddelde pensioen. Het gemiddelde pensioen zou trager groeien dan het gemiddelde inkomen van de werkende bevolking, met andere woorden van de bijdrageplichtigen. Wij wijzen in het algemene pensioenstelsel voor loontrekkenden onder meer op de remmende werking van de loongrens bij de berekening van het referteloon, de zeer gedeeltelijke welvaartsaanpassing van de pensioenen en de geleidelijke vermindering van de pensioenen voor “gezinnen” (75% van het referteloon) ten voordele van de pensioenen voor “alleenstaanden” (60% van het referteloon) als gevolg van de toegenomen activiteitsgraad van vrouwen.

Ten derde wordt de weerslag van de toekomstige daling van de bevolking op werkzame leeftijd binnen de beroepsbevolking beperkt door de historische trend van de stijgende activiteitsgraad van vrouwen, sedert 1997 nog versterkt door het optrekken van de pensioenleeftijd voor vrouwen uit de particuliere sector. Ook het aanmoedigen van 50-plussers tot het hervatten van hun actieve loopbaan zou hiertoe bijdragen.

Ten vierde zou de vermindering van de beroepsbevolking leiden tot een zekere daling van de werkloosheidsgraad.

Die vier elementen zouden het mogelijk moeten maken de weerslag van de stijging van de demografische afhankelijkheidscoëfficiënt van de ouderen op de sociale uitgaven gedeeltelijk te compenseren: hoewel de verhouding tussen de 60-plussers en de bevolking van 20 tot 59 jaar zou oplopen van 40% in 2000 tot 62% in 2030, zou de toename van de socialezekerheidsuitgaven naargelang van het gebruikte groeiscenario (2,25% of 1,75%) zich tussen 2,6% en 3,1% situeren.

Die groei van de overheidsuitgaven blijft niettemin belangrijk. De momenteel aan de gang zijnde vermindering van de overheidsschuldratio (de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp) maakt evenwel een geleidelijke daling van het aandeel van de rentebetalingen mogelijk. De naleving van het Europese Stabiliteits- en Groeipact (gemiddeld begrotingsevenwicht) kan onder voorzichtige hypothesen omtrent de rentevoeten leiden tot een vermindering van de rentelast ten belope van 4,3 tot 4,8% van het bbp tijdens de periode 2000-2030 naargelang van het gebruikte groeiscenario. De financiering van de budgettaire kost van de vergrijzing via een vermindering van de rentelasten zou dus een optie vormen waarin zelfs bijkomende marges beschikbaar zouden zijn.

Die bijkomende marges zullen echter ongelijk gespreid zijn in de tijd: ze zouden zeer groot zijn gedurende het eerste decennium van de 21ste eeuw, maar zeer beperkt gedurende de twee volgende decennia, wanneer de vergrijzing het grootst is.

Het gebruik van de marges zal dus een delicate keuze vergen tussen drie prioriteiten:

  •  investeren in fysiek en menselijk kapitaal om de productiviteitsgroei te ondersteunen en de werkgelegenheidsgraad te verhogen zodat op lange termijn voldoende economische groei wordt gegenereerd,
  • de daling van de schuldgraad versnellen vóór de “papy-boom” (eventueel via het aanleggen van een demografische reserve), wat betekent dat niet alle marges worden gebruikt en dus een budgettair overschot wordt gerealiseerd, 
  •  tegemoetkomen aan de sociale noden, de belastingdruk verminderen en beantwoorden aan de andere vragen van de maatschappij.

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

None

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots