Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
In deze paper worden de resultaten voorgesteld van een tweede evaluatie van de fiscale voordelen die de Belgische federale regering tussen 2005 en 2008 heeft ingevoerd om de O&O-activiteiten van particuliere ondernemingen te ondersteunen. In vergelijking met de eerste evaluatie, die plaatsvond in 2012, breidt deze evaluatie de beschouwde periode uit met twee jaar (2010 en 2011) en toont de resultaten van een eerste evaluatie van het belastingkrediet voor O&O-investeringen en van de belastingaftrek van 80 % voor bruto-inkomsten uit octrooien die in 2007 werden ingevoerd. Deze tweede evaluatie gaat ook dieper in op de moeilijkheden van schattingsprocedures om het 'oorzakelijk' verband vast te stellen van overheidssteun en het belang om rekening te houden met de sterke persistentie van de O&O-uitgaven van ondernemingen.
De Working Paper presenteert een studie of analyse die het FPB op eigen initiatief uitvoert.
Om tegemoet te komen aan haar verbintenis om de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) te verhogen tot 3% van het bbp heeft de Belgische federale regering – tussen 2005 en 2008 – een aantal fiscale maatregelen genomen om de O&O-activiteiten van particuliere ondernemingen te ondersteunen. De Belgische O&O-intensiteit daalde aanzienlijk na 2001, maar nam opnieuw toe vanaf 2005 en bereikte in 2012 zelfs een recordhoogte van 2,24 procent van het bbp. Die stijging valt samen met een sterk toegenomen gebruik van de fiscale voordelen voor O&O door particuliere ondernemingen. Gelet op de aanzienlijke budgettaire kosten die aan die fiscale voordelen verbonden zijn, blijft de vraag in welke mate de fiscale voordelen hebben geholpen om de O&O-uitgaven van particuliere ondernemingen te verhogen.
In 2012 gaf een eerste evaluatie van de fiscale voordelen voor O&O aan dat de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een diploma van doctor in de (toegepaste) wetenschappen of de (dier)geneeskunde of burgerlijk ingenieur en voor het O&O-personeel van ondernemingen die samenwerken met universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen heel doeltreffend lijkt om ondernemingen aan te moedigen meer aan O&O te doen. De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de zogenoemde Jonge Innoverende Ondernemingen en voor kenniswerkers met een masterdiploma was iets minder doeltreffend. De resultaten gaven ook aan dat de combinatie van verschillende steunprogramma's de doeltreffendheid van de overheidssteun doet afnemen.
De eerste evaluatie had betrekking op de periode 2001-2009. Aangezien de fiscale voordelen tussen 2005 en 2008 werden ingevoerd, was er slechts voor een aantal jaren informatie over de fiscale steun beschikbaar. De voorliggende paper presenteert de resultaten van een tweede evaluatie, gebaseerd op een tijdreeks die twee bijkomende jaren omvat (2010 en 2011). In tegenstelling tot de eerste evaluatie, worden hier ook de effecten van de twee meest recente stimuli geëvalueerd, namelijk het belastingkrediet voor O&O-investeringen (in 2007) en de belastingaftrek van 80% voor bruto-inkomsten uit octrooien (in voege vanaf het belastingjaar 2008). Gelet op het belang van gewestelijke subsidies voor O&O en innovatie in België, werd bij de schatting van de impact van de fiscale steun op particuliere O&O-activiteiten rekening gehouden met het totale bedrag aan directe steun dat ondernemingen ontvingen van de gewestelijke financieringsagentschappen.
Deze paper gaat ook dieper in op de moeilijkheden die gepaard gaan met econometrische schattingen om een oorzakelijk verband vast te stellen tussen overheidssteun voor O&O en de eigen O&O-uitgaven van particuliere ondernemingen. Ongeacht of het gaat om directe steun (subsidies) of fiscale voordelen, het is altijd de particuliere onderneming die autonoom beslist hoeveel er in O&O wordt geïnvesteerd en of er gebruik wordt gemaakt van subsidies of fiscale voordelen. Bovendien volgen overheidsinstellingen expliciete regels bij het toekennen van subsidies. De meeste gewestelijke financieringsagentschappen in België hebben bijvoorbeeld programma's die specifiek gericht zijn op kmo’s en technologische domeinen. Subsidies worden verleend op basis van de kwaliteit van het projectvoorstel dat ondernemings- specifieke kenmerken kan weerspiegelen die de instelling en de projectbeoordelaars kennen, maar de evaluator van de overheidssteun niet. Vanuit het perspectief van de evaluator, zou de overheidssteun idealiter volledig willekeurig moeten toegekend worden en zou na enige tijd het verschil in O&O-uitgaven en gedrag tussen de ondernemingen die steun kregen en de ondernemingen die geen steun kregen, geëvalueerd moeten worden. In plaats van deel te kunnen uitmaken van dit ideaal 'experiment', moet de evaluator vooral steunen op de informatie die werd verzameld nadat de steun niet-willekeurig werd verleend. De schatting van de impact van overheidssteun op O&O-uitgaven moet daarom rekening houden met ondernemings-specifieke kenmerken die van invloed kunnen zijn op de mogelijkheid dat een onderneming steun aanvraagt en krijgt. Gezien de beperktheid van de meeste econometrische procedures die het probleem van (zelf-)selectie en endogeniteit van de overheidssteun trachten op te lossen, vergelijkt deze paper de resultaten van een basisspecificatie met de resultaten van alternatieve schattingen en vestigt de aandacht op de robuuste bevindingen.
De meest robuuste resultaten geven aan dat de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een masterdiploma en de directe steun (subsidies) van gewestelijke financieringsagentschappen het doeltreffendst zijn om particuliere O&O-uitgaven te verhogen. De statistisch significante positieve impact in de basisspecificatie, van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een doctoraat in de (toegepaste) wetenschappen of de (dier)geneeskunde of met een diploma van burgerlijk ingenieur en voor O&O-personeel van ondernemingen die samenwerken met universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen, wordt niet bevestigd in alternatieve schattingen die rekening houden met selectie en endogeniteit.
Er zijn vrijwel geen indicaties dat het fiscaal voordeel (gedeeltelijke vrijstelling) voor Jonge Innoverende Ondernemingen, het belastingkrediet voor O&O-investeringen en de belastingaftrek van 80% voor bruto-inkomsten uit octrooien een statistisch significant effect hebben op particuliere O&O-uitgaven. Schattingen van de impact van overheidssteun op de oriëntatie van O&O-activiteiten laten echter uitschijnen dat de gedeeltelijke vrijstelling voor Jonge Innoverende Ondernemingen, de belastingaftrek van 80% voor bruto-inkomsten uit octrooien en gewestelijke subsidies ondernemingen aansporen om hun O&O-activiteiten te verschuiven van ontwikkeling naar (fundamenteel of industrieel) onderzoek. Dit resultaat lijkt relevant in het licht van de recente bevindingen dat grote ondernemingen steeds meer terugschrikken voor fundamenteel of industrieel onderzoek en dit overlaten aan kleine startende ondernemingen (dit wordt in bepaalde mate bevestigd in deze paper).
In overeenstemming met resultaten uit de eerste evaluatie, suggereren de schattingen in deze paper dat de combinatie van verschillende steunprogramma's de overheidssteun minder doeltreffend maakt. Dat lijkt het geval voor ondernemingen die directe gewestelijke steun (subsidies) combineren met een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een masterdiploma, maar ook voor verschillende combinaties van federale fiscale stimuli. De doeltreffendheid neemt aanzienlijk af voor ondernemingen die meer dan twee voordelen combineren. De doeltreffendheid van de meeste steunmaatregelen lijkt niet constant te zijn over verschillende subsidiëringspercentages (verhouding van steun tot O&O-uitgaven). Er zijn aanwijzingen dat de additionaliteit van steun afneemt bij hogere steunpercentages.
Een schatting van de impact van overheidssteun op de samenstelling van het O&O-personeel volgens scholingsniveau toont dat de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kenniswerkers met een doctoraat in de (toegepaste) wetenschappen of de (dier)geneeskunde of een diploma van burgerlijk ingenieur en de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor vorsers met een masterdiploma, in zekere mate, resulteert in de vervanging van onderzoekers met een lager diploma door onderzoekers met een hoger onderwijsdiploma (doctor of master). Voor de gedeeltelijke vrijstelling voor vorsers met een masterdiploma lijkt de omvang van de vervanging zelfs te leiden tot een effect op het totaal aantal O&O-werknemers dat niet statistisch significant is. De positieve impact op de O&O-uitgaven in dit programma kan daarom deels toe te schrijven zijn aan de toename van het gemiddeld scholingsniveau – en bijgevolg loonniveau – van de onderzoekers, hoewel er geen indicaties zijn van een statistisch significant effect van een van de steunmaatregelen op het gemiddeld loon van de onderzoekers.
Voor de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing is vanaf 2014 de voorafgaande goedkeuring van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid vereist voor nieuwe O&O-projecten en vanaf 2015 voor bestaande projecten. Aangezien de gegevens in deze paper de periode 2003-2011 bestrijken, konden de effecten van deze voorafgaande goedkeuring niet worden geëvalueerd en zullen ze het voorwerp uitmaken van toekomstige evaluaties.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Structurele Studiën > Productiviteit en langetermijngroei
JEL
None
Keywords