Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Deze nota maakt deel uit van een serie van drie waarin een internationale benchmarking van markthervormingen in enkele Europese netwerkindustrieën gedaan wordt (elektriciteit, spoorwegen en posterijen). Het doel van die benchmarking is om waar mogelijk lessen te trekken voor de hervorming van de betreffende sectoren in België. De hervormingen zijn het gevolg van het Europese streven naar de vorming van een interne markt met zoveel mogelijk vrije concurrentie. Bovendien vloeien die hervormingen voort uit de overtuiging dat vrije concurrentie een efficiënter marktuitkomst kan garanderen dan staatsinterventie. De markthervormingen van de spoorwegsector is op eu-niveau gebaseerd op negen richtlijnen, uitgevaardigd tussen 1991 en 2004. In een aantal lidstaten is de hervorming echter al verder dan door de eu vereist. Groot-Brittannië, Zweden en Duitsland lopen met hun hervormingen in de spoorwegsector duidelijk voor op andere Europese landen. Deze landen scoren namelijk het hoogst op een Europese liberaliseringsindex voor de spoorwegsector.
De Working Paper presenteert een studie of analyse die het FPB op eigen initiatief uitvoert.
In alledrie de landen bestaat er een scheiding tussen netwerkbeheer en treindiensten, zij het niet in dezelfde mate. Scheiding van eigendom bestaat in Groot-Brittannië, waarbij de treindiensten volledig geprivatiseerd zijn. In beide andere landen is de overheid nog grotendeels eigenaar van beide en is de scheiding voor wat de nationale spoorwegmaatschappij betreft slechts juridisch. Opgemerkt zij dat Zweden in 1988 Europees voorloper was in het scheiden van netwerk en treindiensten. Bovendien vallen beide in Zweden niet onder één holding, terwijl dat in Duitsland (en België) wel het geval is. Voor wat de treindiensten betreft, is men in Groot-Brittannië zeer ver gegaan. Er is niet alleen concurrentie om 25 concessies voor het reizigersvervoer, maar ook directe concurrentie tussen vier aanbieders in het goederenvervoer en concurrentie tussen drie leasingbedrijven voor rollend materieel. De vervoerders bezitten geen materieel, maar leasen het bij deze drie bedrijven. In Duitsland en Zweden vindt er competitieve aanbesteding van (vooral) regionale lijnen plaats en is er vrije toetreding in het goederenvervoer. Nochtans wordt het grootste deel van het vervoer nog verzorgd door de nationale spoorwegmaatschappij.
Op 1 januari 2005 werd de nmbs opgesplitst in drie overheidsbedrijven: een moederbedrijf (de holding nmbs) en twee dochterondernemingen. Eén van die twee dochterondernemingen is verantwoordelijk voor het beheer van de infrastructuur van de spoorwegen (Infrabel nv); de andere is bevoegd voor het vervoer en de exploitatie (nmbs). In tegenstelling tot sommige andere landen (o.a. Groot-Brittannië) gaat de scheiding tussen exploitatie en infrastructuur in België niet verder dan een juridische opsplitsing (zoals minimaal vereist werd door de Europese Commissie). Net zoals in Duitsland wordt er gekozen voor een holding structuur waardoor er sprake is van een vrij sterke mate van verticale integratie. Deze verticale integratie wordt door enkele auteurs (o.a. Link, 2003; Lehman, 1997) naar voren geschoven als reden voor de beperkte toetreding op het Duitse netwerk. Het samenvallen van infrastructuur en operator onder dezelfde holding kan namelijk aanleiding geven tot discriminatie ten opzichte van nieuwe operatoren die hun diensten wensen aan te bieden. Ook de Zweedse nationale spoorwegmaatschappij werd veroordeeld voor het misbruiken van haar marktdominantie. De Belgische mededingingsautoriteiten en overheid dienen er dan ook op toe te zien dat enerzijds de voorwaarden die worden opgelegd aan toetreders aanvaardbaar zijn en anderzijds dat de nmbs haar marktdominantie niet misbruikt.
Ondanks het feit dat het moeilijk is om de verschillende hervormingsmodellen rechtstreeks met elkaar te vergelijken daar er geen inherente superioriteit bestaat tussen de verschillende modellen, kunnen op basis van de ervaringen in het buitenland toch een aantal conclusies worden getrokken.
De resultaten dienen ook enigszins genuanceerd te worden. Zo zijn de geanalyseerde effecten van de spoorweghervormingen korte termijn effecten. Er is tot op heden weinig of niets geweten over de lange termijn effecten van deze hervormingen. Bovendien dient men niet enkel te kijken naar de verschillende nationale hervormingsmodellen maar ook naar de mate waarin deze modellen een weergave zijn van de verschillende visies die deze landen hebben ten opzichte van het (trein)transportbeleid.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Transport > Mobiliteits- en vervoersindicatoren
Structurele Studiën > Belgische en Europese regulering
JEL
Industriële organisatie > Sectorale studies: nutsbedrijven en vervoer > Railroads and Other Surface Transportation: Autos, Buses, Trucks, and Water Carriers [L92]
Industriële organisatie > Sectorale studies: nutsbedrijven en vervoer > Government Policy [L98]
Keywords
None