Page Title

Nieuws

Deze rubriek toont alle actualiteit m.b.t. het FPB, gaande van de meest recente studies, persberichten, en artikels tot aankondigingen van toekomstige publicaties, workshops, colloquia…

Indicatoren van duurzame ontwikkeling: balans 2015 (01/07/2015)

!

Bovenstaande HTML-versie van het communiqué bevat doorgaans niet alle informatie van de PDF-versie. Voor een volledige versie (met grafieken en tabellen), download het communiqué in PDF-formaat hieronder of in het kader 'PDF & downloads' rechtsbovenaan.

Het Federaal Planbureau publiceert vandaag de actualisering van de sleutelindicatoren uit zijn indicatorenset over duurzame ontwikkeling (www.indicators.be). De balans 2015 toont dat België een zekere vooruitgang heeft geboekt naar duurzame ontwikkeling, maar deze volstaat niet om de langetermijndoelstellingen te bereiken.

  • De sociale indicatoren vertonen vaker zorgwekkende evoluties dan de indicatoren met betrekking tot milieu, consumptie- en productiepatronen en ‘governance’.
  • De langetermijndoelstellingen zijn zelden gekwantificeerd. Wanneer ze het toch zijn, situeren de bestaande cijferdoelen voor 2020 of 2030 zich niet op een pad dat het mogelijk maakt deze langetermijndoelstellingen te bereiken.
  • Deze balans voor het jaar 2015 toont weinig significante veranderingen met de situatie in 2011.

Het Federaal Planbureau meet de duurzaamheid van het Belgische ontwikkelingspatroon door de trends van 25 sleutelindicatoren van 1992 tot vandaag te evalueren (zie tabel als bijlage). De balans 2015 van de indicatoren van duurzame ontwikkeling is de vijfde die verschijnt sinds 2009. In die evaluatie is elke indicator gekoppeld aan een doelstelling uit officiële teksten zoals internationale overeenkomsten en strategieën voor duurzame ontwikkeling, in het bijzonder de beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling vastgesteld door de federale regering in 2013.

De 25 sleutelindicatoren die samen de balans 2015 vormen, werden geselecteerd uit 75 indicatoren van duurzame ontwikkeling (zie www.indicators.be) en onderverdeeld in de vier uitdagingen van de federale langetermijnvisie inzake duurzame ontwikkeling. Alle sleutelindicatoren hebben een strategische doelstelling op lange termijn. Elf van die 25 indicatoren tonen een snelle vooruitgang naar hun strategische doelstelling (meer dan 1% per jaar), zeven indicatoren tonen een trage vooruitgang (minder dan 1% per jaar) en zeven indicatoren gaan achteruit ten opzichte van hun strategische doelstelling. Tien van die 25 sleutelindicatoren hebben ook een cijferdoel. Vijf van die tien indicatoren zullen zeer waarschijnlijk hun cijferdoel bereiken.

Voor beide types van evaluatie wordt een rekenmethode gebruikt die steunt op deze van Eurostat. De evaluaties van de indicatoren (t.o.v. de strategische doelstellingen en t.o.v. de cijferdoelen) worden in de tabel in bijlage hernomen en hieronder samengevat.

Zorgwekkende evoluties van de indicatoren met betrekking tot de uitdaging van sociale insluiting

Twee van die zeven indicatoren gaan snel vooruit naar hun strategische doelstelling: de vroegtijdige schoolverlaters en de levensverwachting. Een indicator gaat traag vooruit: de inkomensongelijkheid (die relatief stabiel is gebleven sinds 2003). Vier indicatoren gaan achteruit ten opzichte van hun strategische doelstelling: de armoede (multidimensionele aanpak), de jeugdwerkloosheidsgraad (bedroeg meer dan 23% in 2013 en 2014), de bevolking met een verhoogde bloeddruk en obesitas bij volwassenen.

Twee van die zeven indicatoren hebben een cijferdoel.  Het is onwaarschijnlijk dat de armoede-indicator zijn cijferdoel bereikt in 2018, maar het is zeer waarschijnlijk dat, dankzij de in 2013 en 2014 geboekte vooruitgang, de indicator vroegtijdige schoolverlaters zijn doel bereikt in 2020.

Gunstige evoluties van de indicatoren met betrekking tot de uitdaging van milieubescherming

Drie van de vijf indicatoren gaan snel vooruit naar hun strategische doelstelling: visvoorraden, luchtvervuiling door stikstofoxiden (halvering tussen 1992 en 2013) en watervervuiling door nitraten. Eén indicator gaat traag vooruit: de broeikasgasemissies (zonder de industrie). Eén enkele indicator gaat achteruit ten opzichte van zijn strategische doelstelling: de populatie weidevogels (daling met 35% tussen 1992 en 2014).

Twee van de vijf indicatoren hebben een cijferdoel tegen 2020. De indicator broeikasgasemissies (zonder industrie) zou zeer waarschijnlijk zijn cijferdoel moeten bereiken. De indicator stikstofoxiden bereikte zijn doel niet in 2010. Die werd uitgesteld tot 2020 en zou dan zeer waarschijnlijk worden behaald.

Contrasterende evoluties van de indicatoren met betrekking tot de uitdaging van de duurzame consumptie- en productiepatronen

Drie van de acht indicatoren gaan snel vooruit naar hun strategische doelstelling: de ontkoppeling van energie-verbruik en bbp (daling van het primair energieverbruik met 0,5% en toename van het bbp met 44% tussen 1992 en 2013), de ontkoppeling van  materiaalverbruik en bbp, en het aandeel hernieuwbare energie. Drie indicatoren gaan traag vooruit: de werkgelegenheidsgraad, het aandeel personenvervoer op de weg en de vleesconsumptie (daling met 13% tussen 1992 en 2013). Twee indicatoren gaan achteruit ten opzichte van hun doelstelling: het aandeel goederenvervoer op de weg en de overmatige schuldenlast van de gezinnen.

Drie van die acht indicatoren hebben een cijferdoel tegen  2020. De cijferdoelen met betrekking tot hernieuwbare energie en het primair energieverbruik worden zeer waarschijnlijk bereikt, terwijl het onwaarschijnlijk is dat het cijferdoel met betrekking tot de werkgelegenheidsgraad wordt gehaald.

Contrasterende evoluties van de indicatoren met betrekking tot de uitdaging van governance

Drie van de vijf indicatoren gaan snel vooruit naar hun strategische doelstelling: de investeringen, de O&O-uitgaven en de overheidsschuld. Hoewel de overheidsschuld daalde na 1992, is deze indicator sinds het begin van de economische en financiële crisis in 2007 opnieuw gestegen. Twee indicatoren gaan traag vooruit naar hun strategische doelstelling: de officiële ontwikkelingshulp en de uitvoering van het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling.

Drie van de vijf indicatoren hebben een cijferdoel. Het is weinig waarschijnlijk dat het cijferdoel voor de O&O-uitgaven in 2020 bereikt zal worden. Het is onwaarschijnlijk dat de officiële ontwikkelingshulp en de overheidsschuld hun cijferdoel bereiken in de komende jaren.

Zijn de cijferdoelen coherent met de langetermijndoelstellingen?

Voor de tien indicatoren met een cijferdoel is het moeilijk om te bepalen of het bereiken van de cijferdoelen op middellange termijn (meestal 2020) de maatschappij op het juiste pad zet om de langetermijndoelstellingen te bereiken in 2050, onder meer omdat het merendeel van de langetermijndoelstellingen niet precies genoeg is voor een dergelijke evaluatie.

Voor twee van die indicatoren, armoede en klimaat, bestaan er, niettemin, op lange termijn gekwantificeerde duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. In die twee gevallen zijn de cijferdoelen niet ambitieus genoeg. Als de cijferdoelen voor 2020 worden gerealiseerd en de trends doorgetrokken, zouden de doelstellingen voor 2050 niet worden bereikt. Zo zou in 2050 het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting nog bijna een miljoen bedragen in België, terwijl de doelstelling de uitbanning van armoede is. Op basis van de EU-doelstellingen voor 2020 (-20% t.o.v. 1990) of 2030 (-40% t.o.v. 1990) zouden de broeikasgasemissies in 2050 slechts 36% of 54% onder het niveau van 1990 liggen, wat zeer ver verwijderd is van de reductiedoelstelling van minstens 80% tot 95%).

Het zou dus zinvol zijn om de langetermijndoelstellingen preciezer te definiëren. Er moet ook aandacht gaan naar de definiëring van cijferdoelen die op een pad naar deze langetermijndoelstellingen liggen.

Welke evolutie van deze balans sinds 2011?

Tussen 2011 en 2015, behouden 20 van de 25 indicatoren dezelfde evaluatie t.o.v. hun strategische doelstelling. In twee gevallen, die van de armoede (multidimensionele aanpak) en de officiële ontwikkelingshulp, is de evaluatie in 2015 minder goed dan in 2011. Voor drie indicatoren is de evaluatie verbeterd: de watervervuiling door nitraten, het primair energieverbruik en de totale O&O-uitgaven. Deze vergelijking steunt op een balans 2011, die werd herberekend op basis van de indicatoren en de methoden van de balans 2015, maar met de gegevens die beschikbaar waren in 2011.

Voor de tien indicatoren met een cijferdoel is het eveneens mogelijk een vergelijking te maken tussen de cijferdoelen van toepassing in 2011 en die in 2015. Voor twee van die tien indicatoren zijn de cijferdoelen verstrengd tussen 2011 en 2015. Eén indicator die geen cijferdoel had, heeft er voortaan wel een. Voor vier indicatoren bleven de vereisten van hun cijferdoelen dezelfde, maar de termijn werd opgeschoven. Tot slot is de definitie van drie indicatoren gewijzigd tussen 2011 en 2015 waardoor het niet mogelijk is hun cijferdoelen te vergelijken.

Deze balans van indicatoren van duurzame ontwikkeling voor het jaar 2015 toont dus weinig significante veranderingen met de situatie in 2011.

De Task Force Duurzame Ontwikkeling vervult de opdrachten die de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling aan het Federaal Planbureau toevertrouwde.

De Balans 2015 kan geraadpleegd worden op de site www.indicators.be > evaluatie > balans 2015.

Voor meer informatie: Alain Henry, ah@plan.be, 02.507.74.76 en Patricia Delbaere, dp@plan.be, 02.507.74.73

  Verwante documenten

None

  Beschikbare gegevens

None

  Thema's

  JEL

None

  Keywords

None

Please do not visit, its a trap for bots