Deze studie bestudeert hoe de huidige subsidie van bedrijfswagens voor privégebruik de mobiliteits-keuzes van de werknemer in kwestie beïnvloedt. We verduidelijken ten eerste hoe het bezit van een bedrijfswagen het aantal wagens dat een huishouden bezit beïnvloedt, naast variabelen als de waarde van een wagen en grootte van de motor. Ten tweede gaan we het effect na op het gebruik van de wagen. We onderzoeken de kans dat een wagen wordt gebruikt voor verplaatsingen voor pendelverkeer en andere motieven, net als de gemiddelde afstand van dergelijke verplaatsingen. Deze analyse gebeurt op basis van BELDAM, een rijke dataset over het mobiliteitsgedrag van de Belgen.
De belangrijkste bevindingen worden weergegeven in tabel 5. De resultaten tonen duidelijk aan dat het bezit van een bedrijfswagen het gedrag volgens alle bestudeerde marges sterk beïnvloedt. Huishoudens met een bedrijfswagens hebben gemiddeld genomen niet alleen grotere en duurdere wagens, ze hebben ook meer wagens in bezit. Het bezit van een bedrijfswagens beïnvloedt eveneens sterk de kans dat de wagen wordt gebruikt voor het pendelverkeer, wat zich vertaald in een groter aantal gereden kilome-ters op de weg. Los van het pendelverkeer leidt een bedrijfswagens ook tot meer kilometers gereden voor andere, private, motieven.
Op basis van de gedragseffecten die boven werden gegeven, is het mogelijk om de kost aan de maat-schappij van het huidige fiscaal regime voor bedrijfswagens te berekenen. Hieronder verstaan we het economisch verlies van overmatige consumptie van wagens en kilometers wat leidt tot een misallocatie van schaarse middelen, en de externe kosten op vlak van congestie en milieuvervuiling. Deze totale maatschappelijke kost bedraagt 905 miljoen euro per jaar, ofwel 0,23 % van het bbp. Tabel 6 vat samen.