Nieuws
Perscommuniqués
Colloquium
Laatste 5 gegevensbanken
Publicaties
Om de transparantie en informatieverstrekking te bevorderen, publiceert het FPB regelmatig de methoden en resultaten van zijn werkzaamheden. De publicaties verschijnen in verschillende reeksen, zoals de Vooruitzichten, de Working Papers en de Planning Papers. Sommige rapporten kunnen ook hier geraadpleegd worden, evenals de nieuwsbrieven van de Short Term Update die tot 2015 werden gepubliceerd. U kunt op thema, publicatietype, auteur en jaar zoeken.
Dit rapport vergelijkt de toekomstige evoluties van het gemiddeld pensioen en van de pensioenuitgaven volgens het huidige pensioensysteem met een systeem gebaseerd op een reële herwaardering van de lonen in de werknemersregeling. Deze herwaardering is één van de aspecten van het pensioensysteem met punten en gaat bovendien gepaard met de invoering van een correctiecoëfficiënt in de pensioenberekening om budgetneutraliteit te garanderen.
Het rapport presenteert de werkzaamheden die het FPB binnen zijn expertisedomeinen verricht op verzoek van overheden of partners.
In 2013 werd door de regering de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 opgericht. Deze Commissie, die ondertussen omgevormd is tot de Academische Raad, kreeg de opdracht na te denken over hervormingen die de financiële en sociale duurzaamheid van onze pensioenstelsels kunnen versterken. Het rapport “Een sterk en betrouwbaar sociaal contract” (2014) bundelt de voorstellen die de Commissie hierover formuleert en introduceert hierbij het pensioen met punten. Latere publicaties vullen de inzichten verder aan of werken de voorstellen verder uit.
Op vraag van de Academische Raad gaat dit rapport in op één, maar weliswaar essentieel, aspect van het door hun voorgestelde puntensysteem, namelijk de reële herwaardering van de lonen in de pensioenberekening en dit in de pensioenregeling van werknemers op lange termijn. In het puntensysteem bouwt men voor ieder loopbaanjaar punten op, in functie van het individueel loon en het gemiddeld loon van dat loopbaanjaar. Op het moment van pensionering worden deze punten omgezet naar een bedrag in euro op basis van het gemiddeld loon dat dan van toepassing is. Concreet houdt dit in dat de lonen uit het verleden niet enkel aangepast worden aan de inflatie zoals in de bestaande pensioenberekening gebeurt, maar ook aan de loonevolutie. In vergelijking met de bestaande pensioenberekening en zonder aanpassing van andere parameters in de pensioenberekening zou dit leiden tot hogere pensioenbedragen. De Academische Raad stelt dat de invoering van een puntenpensioen echter een budgettair neutrale operatie zou moeten zijn. De invoering ervan zou met andere woorden geen extra uitgaven mogen genereren ten opzichte van het bestaande systeem. In dit rapport gaan we uit van een invoering van de reële herwaardering van de lonen in de pensioenberekening in de werknemersregeling in één bepaald jaar. Concreet betekent budgetneutraliteit in deze context dan dat, voor dat jaar, de totale uitgaven aan pensioenen van de nieuwe gepensioneerde werknemers berekend volgens het bestaande systeem en volgens het systeem met reële herwaardering hetzelfde zijn. Om deze budgetneutraliteit te verwezenlijken wordt een correctiecoëfficiënt ingevoerd bij de pensioenberekening volgens het systeem met reële herwaardering. Deze correctiecoëfficiënt is berekend als de verhouding tussen de pensioenuitgaven voor nieuwe pensioenen volgens de bestaande pensioenberekening en volgens de pensioenberekening met reële herwaardering van de lonen. De correctiecoëfficiënt bepaalt, samen met het huidige berekeningstarief van 0,6 (alleenstaandentarief) of 0,75 (gezinstarief), het nieuwe berekeningstarief onder het systeem met reële herwaardering, ook wel voorgesteld door het symbool “delta” (δ).
Dit rapport vergelijkt de toekomstige evoluties van het gemiddeld pensioen en van de pensioenuitgaven volgens het bestaande systeem met een systeem gebaseerd op een reële herwaardering van de lonen en een correctiecoëfficiënt in de pensioenberekening. Dat nieuwe systeem duiden we hierna kortweg aan met “systeem met reële herwaardering (RH)”. De simulaties die in dit rapport voorgesteld worden zijn gebaseerd op het referentiescenario van het Jaarlijks Verslag 2017 van de Studiecommissie voor de Vergrijzing (Hoge Raad van Financiën, 2017). Voor de simulatie van het systeem met RH hanteren we nog enkele specifieke hypothesen. Het systeem met RH wordt onmiddellijk ingevoerd voor de nieuwe gepensioneerden zonder overgangsperiode en voor alle loopbaanjaren in het verleden. De correctiecoëfficiënt die berekend wordt in het jaar van invoering van het nieuwe systeem wordt in projectie constant gehouden. Om de inzichten van deze loonherwaardering zo zuiver mogelijk te kunnen capteren, blijven de overige parameters van de pensioenberekening onveranderd ten opzichte van de bestaande berekening en van de hypothesen uit het referentiescenario’s van de SCvV. Parameters uit de pensioenberekening waarvan de Academische Raad voorstelt dat ze kunnen wijzigen over de tijd om de financiële houdbaarheid van het puntensysteem te garanderen (bijvoorbeeld omwille van demografische evoluties, economische schokken,…), zoals de referentieloopbaan, welvaartsaanpassingen, …, (Schokkaert e.a., 2017) blijven in deze studie onveranderd. In dit rapport wordt dat dus niet onderzocht omdat ze als doelstelling heeft de effecten van een reële loonherwaardering met een constante correctiecoëfficiënt t.o.v. het bestaande systeem in kaart te brengen.
In het jaar van invoering van de reële herwaardering dient het gemiddeld nieuw pensioen volgens het systeem van reële herwaardering dus in overeenstemming te zijn met dat onder het bestaand systeem opdat budgetneutraliteit gegarandeerd wordt. Na de invoering van het systeem van reële herwaardering zal het gemiddeld pensioen voor sommige toekomstige generaties nieuwe gepensioneerden hoger zijn ten opzichte van het bestaande systeem en voor andere generaties lager. Of de generaties nieuwe gepensioneerden na de invoering van het systeem met RH een hoger of lager gemiddeld pensioen hebben ten opzichte van het bestaande systeem is sterk afhankelijk van de (reële) loonevolutie die deze generatie gekend heeft ten opzichte van de loonevolutie op het moment dat het systeem met RH werd ingevoerd. De correctiecoëfficiënt die budgetneutraliteit garandeert ten opzichte van het bestaande systeem blijft immers constant op het niveau van de invoering van het nieuwe systeem. Indien de correctiecoëfficiënt bij invoering van het systeem met RH gebaseerd is op een sterk stijgende loonevolutie in het verleden, dan zal de correctie relatief groot zijn (de correctiecoëfficiënt zal relatief laag zijn) in vergelijking met de correctie die bekomen zou worden na een vlakke loonevolutie. Het nieuwe berekeningstarief, of de delta berekend als het huidig berekeningstarief (60% of 75%) x correctiecoëfficiënt, zal dan relatief klein zijn. Indien de lonen in de jaren na het invoeren van het systeem met RH een relatief zwakke loonevolutie kennen, dan zal de herwaardering voor de toekomstige generaties nieuwe gepensioneerden relatief beperkt zijn. De (ongewijzigde) correctiecoëfficiënt kan dan “overcorrigeren” en tot een lager nieuw pensioen leiden dan onder het bestaande pensioensysteem. Het omgekeerde zal gelden indien de correctiecoëfficiënt bij invoering van het systeem met RH gebaseerd is op een relatief vlakke loonevolutie.
In het rapport worden de simulatieresultaten van het systeem met RH voorgesteld voor twee verschillende ingangsjaren: 2020 (het eerste projectiejaar waarin de hervorming van voorwaarden voor vervroegde pensionering afgerond is) en 2012 (een vergelijkbare invoerdatum met studie Peeters (2017) en studie Dekkers e.a. (2018)). Deze twee ingangsjaren tonen alvast de sensitiviteit van de historische en toekomstige loonevoluties op de resultaten van een systeem met RH. De in de Algemene Beleidsnota Pensioenen (2017) voorgestelde ingangsdatum 2025 wordt in deze studie niet gesimuleerd omdat in dat jaar de wettelijke pensioenleeftijd stijgt van 65 jaar naar 66 jaar. Hierdoor zullen de pensioenuitgaven voor nieuwe gepensioneerden in 2025 atypisch zijn en aangezien deze uitgaven een belangrijke factor zijn bij de invoering van een systeem met reële herwaardering werd er voor gekozen om deze ingangsdatum niet te simuleren.
Merk op dat dit rapport geen resultaten voorstelt van de invoering van het puntenpensioen. Het belicht slechts één, maar weliswaar cruciaal, aspect ervan: de reële herwaardering van de lonen met een correctiecoëfficiënt die budgetneutraliteit garandeert op het moment van invoering van het systeem. Deze correctiecoëfficiënt wordt hier vervolgens constant verondersteld. De mechanismen die kunnen zorgen voor financieel evenwicht bij het puntensysteem en de onderliggende sociale doelstellingen ervan blijven dus buiten beschouwing van dit rapport.
Verwante documenten
Beschikbare gegevens
Thema's
Sociale bescherming, demografie en toekomstverkenning > Kenniscentrum Pensioenen
JEL
None
Keywords