Page Title

Data

Naast zijn onderzoeksresultaten, stelt het FPB ook heel wat databanken ter beschikking. Die databanken kunnen zowel historische data als vooruitzichten bevatten.

Kwalitatieve werkgelegenheidsdata voor België: 1999-2020 [HOOFDEN]

 Updates

10/06/2022

In deze databank worden de binnenlandse werkgelegenheid, het arbeidsvolume (aantal uren) en de loonkosten van de werknemers per bedrijfstak (A38 van de Nace rev. 2.0) opgesplitst naar geslacht, leeftijdsklasse en opleidingsniveau. De opsplitsingen van de werkgelegenheid en het arbeidsvolume zijn beschikbaar voor werknemers en zelfstandigen afzonderlijk. De databank bevat jaarlijkse resultaten voor de periode 1999-2020, is in overeenstemming met de jaargang 2021 van de nationale rekeningen en is de bron voor de werkgelegenheid, arbeidsvolumes en loondata in de EUKLEMS-databank voor België.

De gevolgde methode komt in grote lijnen nog steeds overeen met degene die beschreven werd in FPB Working Paper 02-07 [1], zij het dat, naast de werkzame personen, nu ook het arbeidsvolume op die manier verwerkt wordt. Voor de raming van de loonkosten per opleidingsniveau op basis van enquêtegegevens werd een nieuwe methode ontwikkeld [2]. Er wordt telkens een onderscheid gemaakt tussen minstens vier opleidingsniveaus: lager of lager secundair onderwijs, hoger secundair onderwijs, hoger onderwijs van het korte type en hoger onderwijs van het lange type of universitair onderwijs.

Het ankerpunt voor de databank zijn de bedrijfstaktotalen voor de werkgelegenheid per statuut (loontrekkenden /niet-loontrekkenden) uit de meest recente jaargang van de nationale rekeningen (oktober 2021). In eerste instantie worden die cijfers verder gedetailleerd op basis van administratieve gegevens van de instellingen voor sociale zekerheid [3]. Zo wordt voor loontrekkenden het aantal werkzame personen, het arbeidsvolume en de loonkosten per bedrijfstak uit de nationale rekeningen opgesplitst naar geslacht, leeftijdsklasse, substatuut (arbeiders, bedienden, ambtenaren) en arbeidsregime (voltijds, deeltijds) op basis van socialezekerheidsgegevens. Voor niet-loontrekkenden wordt het aantal werkzame personen per bedrijfstak uit de nationale rekeningen opgesplitst naar geslacht, leeftijdsklasse en substatuut (vergoede helpers, niet-vergoede helpers, zelfstandigen in strikte zin).

De socialezekerheidsgegevens worden per onderneming/instelling gekoppeld aan het ondernemingsrepertorium van de NBB, wat een zo goed mogelijke afstemming op de bedrijfstakindeling uit de nationale rekeningen garandeert. Verder worden de ruwe socialezekerheidsgegevens zoveel mogelijk gezuiverd voor breuken in de tijdreeksen en waar mogelijk aangepast aan de concepten die gangbaar zijn in de nationale rekeningen. Elke nog overblijvende afwijking met de nationale rekeningen wordt weggewerkt door de cijfers proportioneel op te hogen naar de bedrijfstaktotalen uit de nationale rekeningen.

In tweede instantie worden opsplitsingen die niet beschikbaar zijn in de administratieve gegevens gegenereerd op basis van enquêtegegevens. Zo gebeurde de opsplitsing van de arbeidsvolumes van niet-loontrekkenden naar leeftijdsklasse en geslacht aan de hand van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Ook de verdeling van de werkgelegenheid en het arbeidsvolume naar opleidingsniveau is gebaseerd op de gegevens van die enquête, zowel bij loontrekkenden als niet-loontrekkenden.

De EAK is een bevraging van 1 % van de bevolking op actieve leeftijd. Om stabiele resultaten te verkrijgen voor alle onderscheiden subgroepen werd niet gewerkt met gemiddelden, maar met regressietechnieken. Het aantal werkzame personen per opleidingsniveau werd geschat via logistische regressie. Voor de raming van het arbeidsvolume bij zelfstandigen en het gemiddeld arbeidsvolume per opleidingsniveau werd gebruik gemaakt van kleinste-kwadratenregressies.

Alle schattingen werden afzonderlijk uitgevoerd per geslacht en A38-bedrijfstak, voor vier substatuten (arbeiders, bedienden, ambtenaren & contractuelen, zelfstandigen & helpers) en voor zes grote leeftijdsklassen (15-19, 20-24, 25-39, 40-49, 50-59, 60+). Bij een gebrek aan observaties werden bepaalde subgroepen samengevoegd.

Om de impact van de aan de covid-pandemie gelieerde lockdowns op te vangen, werd een wisselvariabele voor het jaar 2020 toegevoegd aan de regressies voor de verdeling van werkzame personen over opleidingsniveaus en de regressies voor het arbeidsvolume per opleidingsniveau [4]. De wissel in de regressies voor werkzame personen kan leiden tot een verhoging of een verlaging van het opleidingsniveau in 2020. Bij kleine groepen moet er rekening mee gehouden worden dat de EAK-regressies slechts gebaseerd zijn op 1 % van de beroepsbevolking. De wissel voor het jaar 2020 in de regressies voor de arbeidsduur laat toe om het algemene negatieve effect van de lockdowns op het aantal gepresteerde uren op te vangen. Er zijn geen wissels om dit effect per opleidingsniveau te schatten. Zoals gezegd, worden de regressies geschat per substatuut en daarom wordt rekening gehouden met een mogelijk effect van covid per substatuut.

Ten slotte werden de loonkosten van werknemers gedetailleerd naar het hoogst behaalde opleidingsniveau: die berekening, uitgevoerd in twee stappen, is voornamelijk gebaseerd op gegevens van de Enquête naar de Structuur en Verdeling van de Lonen.

In een eerste stap werden per bedrijfstak de brutolonen van werknemers gedetailleerd door de eerder berekende arbeidsvolumes te combineren met opleidingspremies. Die opleidingspremies voor de brutolonen werden geschat op basis van de resultaten van de Enquête naar de Structuur en Verdeling van de Lonen voor de periode 2000-2019. Door gebruik te maken van regressietechnieken konden ook jaarlijkse opleidingspremies gegenereerd worden voor een aantal bedrijfstakken die slechts 4-jaarlijks bevraagd worden in de enquête [5] evenals opleidingspremies voor de omliggende jaren 1999 en 2020.

In een tweede stap werden de loonkosten gebaseerd op eerder bepaalde totalen per geslacht, leeftijdsklasse, bedrijfstak, arbeidsregime en substatuut van werknemers, proportioneel verdeeld over de opleidingsniveaus volgens de verdeling van de brutolonen. De opsplitsingen van de loonkosten die berekend worden op basis van de administratieve gegevens worden volledig gerespecteerd, maar eventuele verschillen in werkgeversbijdragen of andere kosten voor de werkgever tussen opleidingsniveaus binnen eenzelfde bedrijfstak, leeftijdsklasse, substatuut en geslacht worden niet gevat.

Drie bedrijfstakken zijn niet opgenomen in de loonenquête: de Landbouw, bosbouw en visserij (A), de Openbaar besturen, verplichte sociale zekerheid en defensie (O) en de Huishoudens als werkgever (T). Voor die bedrijfstakken werden opleidingspremies voor de nettolonen berekend op basis van EAK- gegevens. Voor de bedrijfstak Openbaar besturen, verplichte sociale zekerheid en defensie (O), die 10,9% van de werknemers tewerkstelt in 2020, werd een bijkomende correctie gedaan voor de overgang van netto- naar brutolonen. Die correctie is gebaseerd op de verhoudingen netto/brutoloon voor vergelijkbare subgroepen binnen het onderwijs (P).

De databank bevat nog geen verdelingen van het gemengd inkomen van zelfstandigen per geslacht, leeftijdsklasse of opleidingsniveau.

[1]   Bresseleers, e.a. Kwalitatieve werkgelegenheidsdata voor België, een SAM-aanpak voor de periode 1999-2005. Working paper 02-07, Federaal Planbureau, 2007.

[2]  Voor de loonkosten wordt een bottom-up benadering gehanteerd, waarbij totalen per bedrijfstak voor verscheidene componenten van de loonkosten (brutolonen; werkgeversbijdragen) apart opgesplitst worden op basis van administratieve data. De resultaten voor de loonkosten volgen dan na aggregatie.

[3]  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO, opgegaan in de RSZ vanaf 2017) en de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid van Zelfstandigen (RSVZ).

[4] Alle regressies voor de arbeidsduur bevatten een wisselvariabele voor 2020. In de regressies voor de verdeling van het aantal werkzame personen over opleidingsniveaus werd enkel een wisselvariabele voor 2020 opgenomen bij arbeiders en bedienden in de privésector. Voor contractuelen en ambtenaren in de publieke sector en bij zelfstandigen werd ervan uitgegaan dat de lockdowns geen impact hadden op de verdeling over opleidingsniveau van tewerkgestelde personen.

[5]  Voor de bedrijfstakken Onderwijs (P), Menselijke gezondheidszorg (QA), Maatschappelijke dienstverlening (QB), Kunst, amusement en recreatie (R) en een deel van Overige diensten (S) heeft de enquête naar de Structuur van de Lonen enkel observaties voor de jaren 2006, 2010, 2014 en 2018.


Please do not visit, its a trap for bots